Friday, March 19, 2010

Gedragsmodificatie in mijn boekje (6)

Hoe kijk ik dan tegen gedragsmodificatie en de toepassing ervan aan?
Uit de vorige stukjes en met name het laatste moge daarvan al het een en ander gebleken zijn.

In een notedop:
Zoals gezegd denk ik om te beginnen niet dat het toepassen van gedragsmodificerende technieken per definitie gepaard hoeft te gaan met een kille of afstandelijke manipulatieve houding. (zoals bv. wel het geval was bij het befaamde experiment met 'little Albert')
Ik ben dan ook niet enthousiast over het afwijzen van gedragsmodificatie op louter emotieve of ideologische gronden, al vind ik wel dat je bezwaren van dien aard altijd serieus op hun merites moet bezien. Onderzoek en ervaring leren ons dat betreffende technieken vaak zeer effectief kunnen zijn. Vervolgens constateer ik dat vormen van en elementen uit wat gedragsmodificatie heet onderdeel van het leven van alledag zijn geworden. Daarbij zijn het aan- en afleren of het stimuleren en ontmoedigen van bepaald gedrag eenvoudigweg een integraal onderdeel van begeleiding en hulpverlening. En concludeer ik dat het dan maar beter is om een en ander bewust en verstandig toe te passen en het methodisch aan te pakken.

Bijvoorbeeld:
Systematische desensitisering of desensitisatie is behalve een aardige 'tongue twister' ook nog een beproefde techniek uit de gedragstherapie.



Joseph Wolpe komt de eer toe deze techniek op de therapeutische kaart gezet te hebben. Het is een van de meest toegepaste vormen van gedragsmodificatie uit de gedragstherapie; soms ter ondersteuning van verdere doelen en in geval van een fobie vormt het veelal de kern van of is gewoon de behandeling op zich.

Eerder schreef ik over Joseph LeDoux, de amygdala en de vecht-vluchtrespons en veel van die nieuwe kennis is als verfijning en/of verdieping relevant voor ons begrip en de behandeling van fobieën en angststoornissen, maar dat terzijde.

Volgens mij laat het basisprincipe van systematische desensitisatie zich goed en helder begrijpen en in mijn ervaring is het in vele mogelijke variaties en situaties toepasbaar. Het hoeft ook geenszins belastend te zijn en vraagt alleen wat gerichte aandacht en gezond verstand.
Laat ik ter illustratie eens een geheel denkbeeldig voorbeeld uit de lucht grijpen:

Stel, mij wordt een cliënt toevertouwd die ik op een dagelijkse wandeling van A naar B moet begeleiden met de instructie om daarbij altijd straat C te vermijden. Dan zou ik om te beginnen willen weten waarom we die straat C zouden moeten vermijden. (geloof me, er zijn ook mensen die liever braaf doen wat er gezegd wordt zonder iets te vragen)
Als ik daarop verneem dat er in de betreffende straat een zebrapad ligt en deze cliënt gewoonlijk onrustig tot lichtelijk panisch wordt bij de aanblik van zebrapad dan wil ik daar meer van weten of dat ook zelf wel eens zien. Ik zou bv. Een route kiezen waarop we het zebrapad wel. maar kort en op afstand. zien en als dat goed gaat dat enige keren herhalen. En vervolgens de aandacht afleidend geleidelijk aan in stappen er dichter bij zien te komen zodanig dat de spanning niet overmatig wordt.

Nu ik dit zo neerzet denk ik, zoiets zal toch iedereen begrijpen en aanvoelen en het is toch niet meer dan een voorbeeld of variatie van iets dat vele verstandige ouders en opvoeders dagelijks in de praktijk brengen.
En veelal zal de toepassing van systematische desensitisatie een probleem doen verdwijnen of de scherpe kantjes er afhalen zodat je je aandacht kunt richten op overblijvende hardnekkigere kwesties.

Het gaat bij gedragsmodificatie dus allemaal over prikkels..prikkels...en nog eens prikkels..met een dure term ook wel stimuli genoemd. Je hoort in ons werk al gauw: veel te veel prikkels... of ...heeft een prikkelarme omgeving nodig. En dat is ook vaak zo maar niet altijd. Er is ook een ondergrens. Het is net zo als met het evenwicht tussen ondervagen en overvragen. De juiste vraag luidt altijd: welke prikkel op welk moment, in welke situatie en in welke dosering?

Een ander voorbeeld dat ik niet uit de lucht maar uit mijn herinnering haal:
Op mijn werk was er een rustruimte met twee bedden door een tussenschot gescheiden waar niet direct buitenlicht in scheen, maar slechts indirect wat licht door een klein bovenlicht naar binnen kwam. De muren waren egaal crèmekleurig en leverde met het summiere licht een onbestemde schemersfeer op.
Iemand stelde op enig moment voor om de ruimte wat op te frissen met wat likken verf en iets leuks op de muur. Daarop ontstond wat discussie onder de collega's of dat wel kon want een rustruimte hoort toch zo prikkelarm mogelijk te zijn. De verf kwam toch op de muur en verbeeldde eenvoudig maar duidelijk een soort lambrizering en drie raampjes met de obligate gordijntjes en plantje in pastelkleuren. Vreemd genoeg (of juist niet?) knapte de ruimte hier enorm van op en straalde ook veel meer rust uit.



Niet zo vreemd dus want we hadden hier met een ondergrens of een gebrek aan duidelijke prikkels te maken. Het menselijk brein wil altijd chocola van de omgeving en inkomende stimuli kunnen maken en op een heel basaal niveau lukte dat aanvankelijk niet goed en in de nieuwe situatie heeft het oog een lijn om te volgen en rustpunten gekregen.
Het is zo'n beetje hetzelfde als wat er bij een goede foto of een goed schilderij gebeurt; een goede compositie zorgt er voor dat het oog geleid wordt en rust vind binnen de lijst.
Mag dit dan wel gedragsmodificatie heten of is het gewoon niet meer dan het structureren van de omgeving? Volgens mij is dat hier hetzelfde omdat beiden eenzelfde of vergelijkbaar doel nastreven en de sleutel daartoe ook eenzelfde is nl. een causaal verband tussen stimulus en respons.

Tot zover deze twee voorbeelden en meteen maar een punt achter het hele onderwerp gezet, want ik dreig wat breedsprakig te worden en begin er steeds meer bij te bedenken.
Reacties en meningen van collega-werkers in de zorg zijn wederom zeer welkom.

<vorige

GT en gedragsmodificatie >>

No comments:

Post a Comment