In het vorige stukje maakte ik gewag van een soort richtingenstrijd binnen mijn vak en hoe ik die ooit aan de lijve mocht ondervinden.
Mijn vak is dan het begeleiden van mensen met een verstandelijke beperking en de controverse luidde: wat zouden wij willen of moeten zijn en hoe dienen wij dan opgeleid te worden als verpleegkundigen of als groepsleiding?
Ik vermoed dat velen met mij die probleemstelling en hoe het gepresenteerd werd weleens ervaren zullen hebben als een schijnprobleem waarin je eigenlijk niet kunt of wilt kiezen maar wel het gevoel hebt dat er van je verlangd of geëist wordt dat je een kant kiest.
Ik zeg: ik vermoed omdat ik het niet weet; ik hoor mensen er namelijk nooit over.
En ik hoor in mijn directe omgeving ook niets meer over genoemde controverse.
Als ik echter mijn beroepsprofiel lees blijkt uit de inleiding dit schisma zeker nog niet uit de wereld is:
Het aantal verpleegkundigen dat deze zorg verleent, is sinds de jaren negentig van de vorige eeuw verminderd. Onder invloed van de vermaatschappelijking van zorg is ervoor gekozen steeds meer agogisch opgeleiden in te zetten in de dagelijkse professionele zorg en begeleiding. De laatste jaren wordt duidelijk dat deze trend te ver is doorgeschoten en dat verpleegkundigen noodzakelijk zijn in de verstandelijk gehandicaptenzorg (VGZ).
Voor mij heeft de hele controverse altijd veel weg gehad van de vraag of het glas nu half vol of half leeg is.
Als we de vraag terugbrengen naar de essentie namelijk: voelen wij op de werkvloer behoefte aan een verpleegkundige danwel aan een agogische benadering dan lijkt het antwoord mij, na 30 jaar op die werkvloer rondgekeken te hebben, nog even simpel als 30 jaar geleden.
Verrassing het antwoord luidt: beiden!
En de goede vraag luidt: waar dan wat in welke mate en welke verhouding!
Zo lijkt het me niet handig om een afdeling met bedlegerige en dubbelgehandicapten cliënten door een club agogen te laten runnen.
En anderzijds heb ik als 1e-jaars leerling ervaren verpleegkundigen met zowel A- als B-diploma na een paar dagen hardhollend het paviljoen zien verlaten omdat de druk en de spanning op de groep waar ik werkte ze teveel werd.
Mijn ervaring is:
- dat ik zorg en diensten moet kunnen verlenen in alle mogelijke vormen en dat ik dat veelal aldoende moet oppikken en aanleren.
- dat ik zelden of nooit verpleegtechnische handelingen verricht en zelf selectief moet zijn in of en welke kennis ik op peil wil houden. (dit aspect verschilt enorm per afdeling)
- dat de agogische benadering altijd speelt in of een stempel drukt op het werk en naar mijn opvatting is hier de (ortho)pedagogische benadering en dito kennis de kern van en het verbindende element in ons werk of zou dit moeten zijn.
- dat je vooral je boerenverstand moet gebruiken om een en ander in perspectief te zien.
Wat betreft het op peil brengen en houden van de vakbekwaamheid van de werkers op de vloer (oftewel de mensen die het doen) valt het mij al geruime tijd op dat de mogelijkheden tot (bij)scholing in de verpleegtechnische vaardigheden uitstekend geregeld zijn terwijl de (bij)scholing aan de (ortho)pedagogische kant veelal ontbreekt of te wensen overlaat.
Gelukkig mag ik binnenkort een dagdeel bijscholing tegemoet zien met als onderwerp gentle teaching.
Hopelijk maakt dat iets goed.
.
No comments:
Post a Comment