Daar had ik nu wel eens zin in en behoefte aan, zo'n extra uurtje. Maar hoe zit dat nou met die zin en behoefte?
Kinderen weten over het algemeen waarin ze op een bepaald moment zin of geen zin hebben, maar ze hebben geen idee wat hun belangrijkste behoeften zijn.
schrijft Jesper Juul in Gezinsleven op blz. 125..
Zowel op zijn Blog als in de reader 'Werken met kunnen en aankunnen' besteedt Henk50 in navolging van Juul ook de nodige aandacht aan deze onderscheiding van 'zin' en 'behoefte' dat hij in de reader als 'een intrigerend onderscheid' aanduidt. Ik denk dat 'intrigerend' hier een rake kwalificatie is in de zin dat het voor de meeste mensen, voor zover ze zich dat al af zouden vragen, toch een moeilijke zaak zal blijken om uit te maken waar het één begint en het ander ophoudt of vice versa.
In deze tijd waarin de tijd die ouders en kinderen samen doorbrengen 'quaility time' is gaan heten en dan alles natuurlijk wel leuk en een beetje 'fun' moet zijn zal dat onderscheid ook niet altijd helder zijn. (Je kunt je ook afvragen hoe leuk verplicht en soms haast dwangmatig leuk nog kan zijn?; maar dat is hoewel een aanverwante toch weer een andere vraag)
Ook in mijn werk waar steeds vaker in zgn. 'mission statements' de wens van de cliënt centraal gesteld wordt lijkt het mij onze professionele verantwoordelijkheid om in de gaten te houden waar de wensen en de behoeften van de cliënt op onwenselijke wijze uit de pas zouden kunnen gaan lopen.
Mij komt het als een zinnig en bv. in de opvoeding en begeleiding als een uiterst relevant onderscheid voor dat van tijd tot tijd enige aandacht en overdenking waard is.
Het doet me sterk denken aan een onderscheid waar Henri van Praag het boekje 'Dialoog der generaties' (1970) mee begint. Hij hanteert dit onderscheid als een manier van kijken naar onze huidige cultuur. Hier vraagt van Praag (met dank aan de russische reflexpsychologen en de amerikaanse behavioristen) de aandacht voor het onderscheid tussen twee soorten prikkels te weten 'drives en reinforcements'. Daarbij merkt hij op dat in geval van drives zoals bv. honger, dorst en vermoeidheid de economische wet van Gossen en Jevons opgaat, nl. dat de behoefte afneeemt met de bevrediging ervan. Dat verhaal gaat echter niet op bij reinforcements als bv. lekkere trek, alcoholdorst en lekker luieren. Daarbij citeert hij Tsjachotien: 'Beloningen en straffen moeten steeds versterkt worden, totdat ze niet meer functioneren' of in behavouristische termen: reinforcements bereiken eens een verzadigingspunt en verliezen dan hun werking. Het stukje wordt besloten met de woorden: 'Het hier gegeven betoog is geen filippica tegen de reinforcements, maar een waarschuwing tegen reinforcements die de drives niet versterken, maar verdringen, die de creativiteit verminderen en de eenzaamheid vergroten'.
Vertonen deze argumenten geen frappante parallel met de noties die spelen in het onderscheid tussen zin en behoefte?
Als je nog eens aan de hondjes van Pavlov denkt kun je je daarbij ook nog afvragen hoe stevig de reinforcement moet zijn om een natuurlijke reactie op een dwaalspoor te krijgen en of alleen associatieve processen niet al voldoende zijn?
In het vervolg van deze tegenstelling tussen drives en reinforcements trekt van Praag overigens een parallel met de tegenstelling tussen zelfverwerkelijking en zelfbevrediging.
Professor Henri van Praag was een bijzonder man en als wetenschapper een zeldzame en self-made huomo universalis; hij was ondermeer pedagoog, filosoof, godsdiensthistoricus en parapsycholoog.
No comments:
Post a Comment