Zoals de meeste
zwanen gewoonlijk uit zwemmen of uit dobberen gaan, zo plegen wij mensen eerder uit rijden of
uit wandelen te gaan. En over die laatste activiteit,
dat wandelen, wilde ik het nu eens hebben want wij hebben
tijdens onze laatste vakantie ook een paar
heuse wandelingen gemaakt. Dan moet je dus even niet denken aan, na een verreisde dag in de auto het zitvlees danig op de proef te hebben gesteld, eens heerlijk de benen te strekken en aldoende de plaats van bestemming maar eens te verkennen. Dat hebben we natuurlijk
ook wel gedaan maar, hoewel het er soms op begint te lijken, is dat nog niet
echt wandelen. En ook het verkennend en vooral vrijblijvend ronddolen door een ons nog onbekende stad kan, naar het schijnt, nog niet echt de naam
‘wandelen’ dragen; dat nog los van het gegeven dat ik in onderhavige gevallen meestal loop te
slenteren en mijn ogen gewoonlijk actiever zijn en aanzienlijk meer werk verrichten dan mijn benen.
Nee
‘wandelen’ is natuurlijk wel iets meer dan gewoon maar wat lopen of bij wat je doet toevallig ook de benenwagen te gebruiken. Sommige
wandelaars spreken zowaar van
de wandelsport en komen dan ook beslagen ten ijs met outillage als
wandelsokken, wandelschoenen of wandelstokken en vast nog het een en ander waar ik zo niet op zou komen. Het is dan een sport die niet beoefend wordt om te winnen maar, als ik me het nog goed herinner van de avondvierdaagse, waar ze af en toe wel met medailles strooien.
Wandelen, moet je weten, is een bezigheid op zich en
‘om zichzelfs wille’. Je gaat
wandelen om te wandelen en komt meestal weer uit waar je begonnen bent. Daarmee dringt zich uiteraard ook meteen de vraag op naar het nut van een dergelijke exercitie die dan
‘wandeling’ heet. Nu voel ik me bepaald niet de meest aangewezen, geschikte of terzake kundige persoon om op die vraag antwoord te geven maar bij onstentenis van een dergelijke persoon zal ik toch een poging wagen. Het schijnt, ik heb het natuurlijk ook maar van horen zeggen en ben nog steeds op zoek naar de klepel, dat het zowel leuk als weldadig als gezond is. Het is een weldaad voor lichaam en geest. zowel het gemoed als het vege lijf varen er wel bij. Maar beter dan ik het ooit zou kunnen verwoorden spreekt de ware geest van de
‘wandelaar’ toch het meest uit
dit bekende vaderlandsche wandelaarslied bij uitstek:
De paden op, de lanen in
Vooruit met flinken pas
Met stralend oog en blijden zin
En goedgevulde tas
De zonne lacht ons vrolijk toe
Ons groet der vooglen zang
En wij, we worden vast niet moe
Al wand'len w'uren lang
Tra ta ta ta bom, bom, tra ta ta ta bom, bom
Al wand'len w'uren lang
Marcheren is gezond voor 't bloed
Verruimd wordt d'enge borst,
't Versterkt de spier van been en voet
't Wekt eetlust op en dorst
Daarom vooruit en in de maat
Zoo netjes als 't maar kan
Nu 't eensgezind en ord'lijk gaat
Heeft elk plezier ervan
Tra ta ta ta bom, bom, tra ta ta ta bom, bom
Heeft elk plezier er van
Dat geeft wel een beetje een idee van
de ware wandelaarsgeest!
Ikzelf heb die spirit bepaald nog niet helemaal te pakken en verkeer beslist nog niet op dat niveau van onbevangen staplust. Zelf wil ik nog altijd graag weten waar we dan naartoe gaan en waarvoor dan of wat we daar gaan bekijken. Toen ik vroeger nog regelmatig de hond uitliet had ik aanmerkelijk minder moeite met het voor mijn gevoel toch verder vrij doelloos aan de kuierlatten trekken.
Maar tegenwoordig wil ik toch wel eens pogen om
een paar schreden in die richting te zetten. Want een mens is zo zegt men nooit te oud om te leren en waarschijnlijk ook niet zomaar te oud om te wandelen. Zo hebben wij ons dus in onze voorjaarsvakantie een paar keer aan
het wandelen gewaagd.
Zoals in Gondorf en Pilippsheim:
en van Schlotheim richting Neunheiligen:
in Volkenroda langs de oud(st)e eik:
en nogmaals in Volkenroda langs de Kälberteich:
Deze
wandelroutes liepen we elk met een blaadje met aanwijzingen aangaande welk pad we op en welke laan we in zouden moeten alsmede een inschatting van de tijd waarin dat redelijkerwijs te doen zou zijn. En daar bleek dan eens temeer dat wij toch nog geen doorgewinterde
wandelaars zijn want tijdens elke
wandeling moesten we op enig moment constateren dat we onze eigen weg en niet het voorgeschreven pad liepen en daar deden we dan ongeveer twee maal langer over dan de routebeschrijvers voor ons in petto hadden.
Maar me aan
de tijd houden is nu eenmaal nooit mijn sterkste kant geweest.
Er zullen nog wel wat kiekjes van dit
wandelwerk volgen.