Onze taal wordt met zekere regelmaat met nieuwe woorden verrijkt. Twee minder fraaie exemplaren daarvan kwamen in
Geloof en politiek al ter sprake;
islamofobie en
islamdebat.
Islamofobie, de betekenis is helder; angst voor de islam zoals je misschien ook bang voor het hindoeïsme, het christendom of het boeddhisme zou kunnen zijn, maar daar hoor ik nooit iets over. Wat is het islamdebat dan? Is het een debat
met moslims en waar gaat het dan over?; of is het een debat
over de islam waarbij moslims slechts kunnen toehoren wat er allemaal niet zou deugen aan hun geloof, dat we ze liever kwijt dan rijk zijn en wat wij zoal van hen verwachten?
De richting die het zg. publieke debat genomen heeft sinds
Fortuyn en
Wilders lijkt toch wel ernstig die tweede kant uit te gaan.
Het is moeilijk andermans boeken te lezen
luidt het gezegde en Bo Diddley zong ooit:
You can't judge a book by looking at the cover
Zijn wij hier dan wel zo bekend met en weten wij zoveel van de islam?
Als
PVV-ideoloog Bosma ons en ook
onze islamitische landgenoten wel even zal vertellen wat er achter het begrip
'taqiya' schuilgaat, zou je het haast denken. Ik denk toch dat de werkelijkheid beduidend anders ligt.
In een ander verband merkte ik al eens op dat tot kort voor mijn geboorte de Staat of het Koninkrijk der Nederlanden de natie was die de meeste moslims ter wereld tot zijn onderdanen mocht rekenen.
Uit vooral onwetendheid en analoog aan de nomeclatuur van het christendom werden moslims in mijn jeugd meestal
mohammedanen genoemd en hadden de meeste Nederlanders geen flauw idee van wat er in die religie zoal beleden en aangenomen werd. Pas in de zeventiger jaren met de komst van gastarbeiders uit moslimlanden onstond er, zij het mondjesmaat, enige serieuze belangstelling voor de islam in ons land. En hoe die belangstelling en aandacht zich de laatste jaren aan het ontwikkelen is mogen we bijna dagelijks via de media vernemen.
Die recente aandacht en belangstelling voor de islam komt opeens niet meer uitsluitend van gelovigen en theologen. Hij lijkt zelfs voornamelijk van omstanders en onverlaten te komen en uit duidelijk andere motieven dan
die kenmerkend zijn voor een gelovig, een zoekend of gewoon een nieuwsgierig iemand. De houding lijkt nogal eens bij voorbaat vijandig of afwijzend te zijn, waarbij dan met kwalificaties als destructief, achterlijk en gewelddadig de islam vooral als een politieke ideologie wordt geduid. In zoverre het als religie bezien en benaderd wordt lijkt alles erop gericht om de verschillen met religieuze stromingen van
joods-christelijke huize te zoeken, te benoemen en te benadrukken. Nu ben ik altijd een groot voorstander van op gedegen wijze onderscheid maken waar nodig, want ik denk dat we dat gewoonlijk te weinig doen, maar de wijze waarop dat nu meer dan incidenteel m.b.t. de islam gebeurt neemt in mijn optiek toch regelmatig
groteske en karikaturale vormen aan.
De gedrevenheid waarmee sommigen de islam menen te moeten bestrijden vertoont niet zelden zelf alle kenmerken van een fundamentalistische, politieke ideologie.
Er zijn zonder enige twijfel vele punten van verschil aan te wijzen tussen bijvoorbeeld wat christenen en wat moslims geloven en en er zal ook heel verschillend gedacht worden over hoe wezenlijk die verschillen dan wel zijn.
Maar als we eens
de monotheïstische godsdiensten als voorbeeld nemen zijn, dunkt mij,
de overeenkomsten toch
groter en opmerkelijker dan de verschillen, die uiteraard nu eenmaal meer uitgespit en uitgekauwd worden.
Alle loten aan de boom van het
monotheïsme leggen naar hun aard iets van een
exclusieve claim op de enige waarheid. Daar kun je
zus over denken en daar kun je
zo over denken of
iets van een tussenpositie in innemen.
En ook
de vraag naar de theodicee ofwel de vraag: waarom laat god het kwaad in de wereld toe en bestaan als hij toch almachtig en een en al goedheid is?; zal zich toch op enig moment in elke montheïstische religie opdringen. En ook hier variëren de antwoorden nogal eens naar gelang ze uit
atheïstische,
protestants-christelijke,
rooms-katholieke,
islamitische of
humanistische hoek komen, maar evenzeer binnen de onderscheiden fracties.
Evenzo gaat dat op voor de aanverwante
vraag naar de predestinatie en de vrije wil. Ook die vraag speelt in de
islam en daar hebben
calvinisten en
remonstranten ook weer een wat verschillende visie op waarmee we dan tevens
weer bij de
synode van Dordt belanden.
Het zijn welbeschouwd het soort van vragen die de meeste mensen zich zo rond de puberteit beginnen te stellen en waar theologen nimmer over uitgedacht en uitgesteggeld raken. Het blijft, naar de aard der dingen, nu eenmaal
puzzelen met dit soort noties en denkbeelden.
Zoals gezegd vertonen de monotheïstische religies, volgens mijn opvatting, meer overeenkomsten dan verschillen waar het hun meest wezenlijke vragen betreft
(en ik acht de vragen vaak interessanter dan de antwoorden). Bovendien is de variatie van stromingen en antwoorden op die vragen binnen bijvoorbeeld christendom en islam dermate groot dat de fundamentalistische en de vrijzinnige extremen binnen beide geloven soms wel meer met elkaar gemeen lijken te hebben dan met de opponenten binnen het eigen geloof. Ook daar waar je een duidelijke link tussen religie en politieke ideologie kunt ontwaren, zie ik niet zo bijster veel verschil tussen fundamentalistische moslims in Pakisten of Indonesië en fundamentalistische christenen in bijvoorbeeld Amerika of rechts-orthodoxe geluiden uit Israel.
Ik heb niets tegen godsdienstkritiek op zich, in tegendeel; ik heb wat moeite met de overduidelijke selectiviteit daarin. Ik denk ook niet dat het er in wezen gaat over wat er in die heilige boeken staat maar meer over hoe mensen dat in hun hoofden en harten verwerken en wat ze daar dan van maken.
Het geloof kan voor mensen een inspiratiebron zijn maar ook een dogmatische dwangbuis worden; het is maar wat je er mee wilt, denk ik als ongelovige en als fervent
voorstander van tolerantie en godsdienstvrijheid. Nu hecht ik gewoonlijk ook wat minder waarde aan de letter en wat meer aan de geest.