Wednesday, October 10, 2012

Moraliteit en morele ontwikkeling

Waar hoor je tegenwoordig nog over moraliteit spreken? Geen gangbare term of populair gespreksthema voor de moderne mondige mens, zou je zo zeggen. Tegelijkertijd lijkt het er op dat we elkaar steeds meer en steeds vaker de maat nemen op allerhande terreinen, ons veronderstelde morele gehalte incluis. Uiteindelijk zijn we als samenleving min of meer constant in allerlei morele conversaties met elkaar verwikkeld.
De meeste van ons zullen vast niet echt volbloed onberispelijke heiligen of door en door verdorven en kwaadaardige duivels zijn, als die überhaupt behalve dan in de beeldvorming al bestaan, maar ergens wat tussen die onwerkelijke uitersten heen en weer fietsen.
Criteria inzake moraliteit zijn in principe of bepaalde intenties danwel acties als moreel of immoreel danwel a-moreel (geheel buiten het domein van moraliteit liggend en derhalve niet geeigend om langs een morele meetlat te houden) kunnen worden aangemerkt. En zo we weten kan er een aanzienlijke en schier onoverbrugbare kloof gapen tussen onze goede bedoelingen en de daadwerkelijke effecten van ons doen en laten.
Het kan verkeren merkte ene Bredero in dat verband ooit op.
Een bepaalde en bekende psychologische kijk op onze morele ontwikkeling is die van de sociaal-psycholoog en onderzoeker Lawrence Kohlberg. Met deze theorie maakte ik kennis tijdens een opleiding tot Z-verpleegkundige. Kohlberg deed uitgebreid longitudinaal ontwikkelingspsychologisch onderzoek in verschillende landen. Hij kwam voortbordurend op het werk van Piaget met een fasetheorie in drie stadia. Deze theoretische invalshoek is bijzonder invloedrijk en geldt als uitgangspunt in de meeste discussies en verhandelingen over morele ontwikkeling.
Jean Piaget schreef al een boekje over morele ontwikkeling waarin hij in het voorwoord al opmerkt dat het vermogen tot redeneren cq oordelen velllen over morele kwesties niet hetzelfde is als en geen garantie biedt voor moreel gedrag. Ook Kohlberg wijst er ergens op dat zijn onderzoek en theorie de structuur van 'moral reasoning' betreft. Het is dan verder aan de lezer (aan onszelf dus) om dit cruciale onderscheid (en pro-argument in de-vrije-wil discussie) niet uit het oog te verliezen.
Een medewerkster van Kohlberg genaamd Carol Gilligan viel het op dat de meisjes structureel lager op die meetlat van 'moral reasoning' scoorde dan de jongens. Dat scheen haar toch wel wat ongeloofwaardig. Gilligan zette er vervolgens een meer feminstisch perspectief naast en betoogde dat de vragenlijst en theorie van Kohlberg vooral toegesneden waren op een ethiek van rechtvaardigheidsdenken terwijl vrouwen eerder geneigd zijn een ethiek van zorg te hanteren waarbij het behoud van relaties en het samen weer verder kunnen hoog in het vaandel staan.
Ook Gilligan's In a different voice, Psychological Theory and Women's Development oogstte wel enige kritiek. Wat mij betreft onderstreept ze hier toch wel degelijk een belangrijk punt door aan te tonen dat Kohlberg's theorie niet het volledige domein van de moraliteit omvat. Daarnaast lijken de kenmerken van een zorgethiek mij wat meer ge-eigend om bijvoorbeeld iets als de zorg mee te bezien en te benaderen. Ook meen ik hier een duidelijke verwantschap te bespeuren met een benadering als die van Gentle Teaching, om maar weer eens een bruggetje naar mijn werk te maken.
Moral maturity then presumably entails an ability to see in at least two ways and to speak at least two languages
(Little, 1998b, p. 202). Carol Gilligan

No comments:

Post a Comment