De zondagochtend levert wat mij betreft vaak de meest onderhoudende tv van de hele week op.
Helaas heeft 'Vrije Geluiden' onlangs een gedaante-verwisseling ondergaan die deze bewering weer wat teniet doet. Van mij mag Hans Flupsen het roer weer gauw overnemen.
Het daarop volgende programma 'Boeken' is qua inhoud gelukkig niet veranderd.
Vanmorgen werd daar ondermeer Bert Keizer bevraagd over zijn boek 'Onverklaarbaar bewoond'. Een prachtige en treffende titel voor een boek dat gaat over de altijd intrigerende en al evenzeer ongrijpbare verhouding cq verbinding tusssen lichaam en geest.
Bert Keizer is arts, filosoof en schrijver en schrijft een wekelijkse colum in Trouw.
De vraag naar de verhouding lichaam/geest lijkt misschien een wat zwaarwichtige of onmogelijke vraag. Geen vraag die betrekking heeft op het leven van alledag maar eerder iets waar filosofen, of andere lieden die niets beters te doen, hebben ingewikkelde of zweverige redeneringen op kunnen botvieren.
Maar is het echt zo'n ver-van-mijn-bed vraag?
Als ik zie hoe er in de (gezondheids)zorg al sinds jaar en dag gewoonlijk gerapporteerd wordt, dan komt de vraag daar bijna dagelijks terug.
Bijna overal wordt er nl in een aantal categorieën gerapporteerd en welke veelheid of indeling men daarbij ook hanteert, ze beginnen onveranderlijk met de kopjes: lichamelijk/fysiek en daartegenover dan psychisch.
Het zal een ieder die iets met verslaglegging in de zorg van doen heeft bekend en ws. ook volslagen zinnig en logisch voorkomen.
Enige tijd geleden zou ik eens in de dagelijkse rapportage melding maken van een cliënt die in een toestand van positieve opwinding iemand iets over de telefoon wilde zeggen en door de opwinding een spasme rond de mond kreeg waardoor hij geen woord kon uitbrengen.
Ik moest me naar aanleiding daarvan toch wel even achter de oren krabben, me afvragend: meld ik dit nu onder het kopje fysiek of onder het kopje psychisch.
Toen ik mijn gedachten hier nog eens wat verder over liet gaan wist ik zo nog een paar vergelijkbare voorbeelden voor de geest te halen en begon het mij te dagen dat deze twijfel vaak al iets zegt over de aard van het voorval of probleem in kwestie.
Bij triviale kwesties dringen dergelijke vragen of twijfels zich zelden of nooit op; het is juist als het de moeite waard is en er toe doet, bij belangwekkende en interessante kwesties dat de dingen op het snijvlak van lichaam en geest lijken te spelen en de interactie tussen beide zichtbaar wordt of vragen oproept.
En dan lijken hoogdravende filosofische vragen zomaar een stuk minder hoogdravend en zou je weer denken dat ze hun oorsprong toch gewoon in het leven van alledag blijken te vinden.
Dick.
Sunday, February 21, 2010
Wednesday, February 17, 2010
Opvoedingsvragen; online of op de Tupperwaremanier
Onder de kop
Volgens het principe van de Tupperwareparty worden vriendinnen en collega's opgetrommeld voor een gezellig avondje pedagogische vraagstukken.
Zonder de mevrouw met de plastic bakjes uiteraard, maar met een opvoedcoach!
De opvoedcoach die in de genoemde reportage gevolgd wordt is Lisbet Dijkman die werkt volgens de methode Marte Meo. Deze (mij onbekende) methode heet te zijn:
In hetzelfde artikel wordt in het kader van de 'laagdrempeligheid' melding gemaakt van de Opvoedingscanon zoals door Rene Diekstra en team in opdracht van de gemeente Den Haag opgesteld.
Hier worden in 51 lemma's verschillende onderwerpen, gefundeerd door de actuele wetenschappelijke kennis, kort en overzichtelijk behandeld.
Lijkt mij heel zinnig en pragmatisch gebruik van de nieuwe media en de zegeningen der techniek.
Zoals Diekstra zegt:
.
AVONDJE PEDAGOGIE MET CAKEbracht de Volkskrant gisteren een reportage over opvoedparty's.
Volgens het principe van de Tupperwareparty worden vriendinnen en collega's opgetrommeld voor een gezellig avondje pedagogische vraagstukken.
Zonder de mevrouw met de plastic bakjes uiteraard, maar met een opvoedcoach!
Eens iets anders dan een avondje sauna, de kroeg in of een verjaardagsfeestschrijft Tischa Neve bekend van het EO-programma Schatjes op haar site.
De opvoedcoach die in de genoemde reportage gevolgd wordt is Lisbet Dijkman die werkt volgens de methode Marte Meo. Deze (mij onbekende) methode heet te zijn:
een 'positieve en intuïtieve' opvoedingsleer die eind jaren zeventig is bedacht door de Nederlandse Maria Aarts, maar in het buitenland bekender is dan hier.Hier de site van Marte Meo
Een van de belangrijkste principes van Marte Meo is het 'opkinppen' van handelingen die kinderen moeilijk of niet leuk vinden.
In hetzelfde artikel wordt in het kader van de 'laagdrempeligheid' melding gemaakt van de Opvoedingscanon zoals door Rene Diekstra en team in opdracht van de gemeente Den Haag opgesteld.
Hier worden in 51 lemma's verschillende onderwerpen, gefundeerd door de actuele wetenschappelijke kennis, kort en overzichtelijk behandeld.
Lijkt mij heel zinnig en pragmatisch gebruik van de nieuwe media en de zegeningen der techniek.
Zoals Diekstra zegt:
Ik stel me voor dat ouders iets opzoeken over een thema waar zij op dat moment tegenaan lopen; misschien raken ze nieuwsgierig en gaan ze meer lezen.
.
Sunday, February 14, 2010
Wat losse eindjes
Eerder had ik n.a.v. een cursus psychiatrische ziektebeelden wat vragen over de volgende DSM editie.
Inmiddels begrijp ik dat DSM5 in mei 2013 het licht moet gaan zien en de voorstellen tot en besprekingen van komende wijzigingen via de website van de APA globaal te volgen zijn.
Over psychiatrie gesproken; vorig jaar zond de publieke omroep de serie Kijken in de Ziel uit. Boeiende interviews met een aantal veelal bekende nederlandse psychiaters die blijk gaven heel verschillend tegen verschillende zaken aan te kijken.
Helaas heb ik niet alle en de meeste afleveringen niet in zijn geheel kunnen volgen. Maar hier is dan de herkansing.
Daniel Goleman had in 1996 een best-seller met zijn boek Emotional Intelligence.
Het construct EI mag zich inmiddels in de nodige belangstelling van theoretici en onderzoekers verheugen.
Hier geeft Goleman een uiteenzetting over emotionele- en sociale intelligentie voor Google University.
Vooral interessant omdat hij gedrag, beleving en fysiologische reacties schetst in samenhang en tegen de achtergrond van de neurologische hardware als bv. de amygdala en de spiegelneuronen.
Een Blogje erbij om wat mogelijkheden te verkennen en uit te proberen: Dima's Blog
.
Inmiddels begrijp ik dat DSM5 in mei 2013 het licht moet gaan zien en de voorstellen tot en besprekingen van komende wijzigingen via de website van de APA globaal te volgen zijn.
Over psychiatrie gesproken; vorig jaar zond de publieke omroep de serie Kijken in de Ziel uit. Boeiende interviews met een aantal veelal bekende nederlandse psychiaters die blijk gaven heel verschillend tegen verschillende zaken aan te kijken.
Helaas heb ik niet alle en de meeste afleveringen niet in zijn geheel kunnen volgen. Maar hier is dan de herkansing.
Daniel Goleman had in 1996 een best-seller met zijn boek Emotional Intelligence.
Het construct EI mag zich inmiddels in de nodige belangstelling van theoretici en onderzoekers verheugen.
Hier geeft Goleman een uiteenzetting over emotionele- en sociale intelligentie voor Google University.
Vooral interessant omdat hij gedrag, beleving en fysiologische reacties schetst in samenhang en tegen de achtergrond van de neurologische hardware als bv. de amygdala en de spiegelneuronen.
Een Blogje erbij om wat mogelijkheden te verkennen en uit te proberen: Dima's Blog
.
Labels:
amygdala,
Daniel Goleman,
DSM,
DSM5,
Kijken in de Ziel
Wednesday, February 10, 2010
De weersomstandigheden en andere ongemakken
Vanmorgen hoorde ik op de radio dat er in België 900 kilometer file stond.
Even later vernam ik dat een lezing over gentle teaching op het werk werd afgeblazen omdat de spreker voor Antwerpen vast stond in de file. Zo ging deze gelegenheid van wat ik eerder als bijscholing betitelde aan mijn neus voorbij.
Jammer want ik zou graag iets meer horen over deze benadering, die mij zeer sympathiek voorkomt en voorzover ik begrijp de nabijheid iets hoger in het vaandel heeft staan dan de distantie.
Maar ja, het weer is nu eenmaal een onberekenbare en niet altijd voorspelbare factor in het leven. De onvolprezen buienradar ten spijt.
En wat dat betreft doet het weer wel erg sterk denken aan onze emoties.
Ook al zo onvoorspelbaar en soms even onbeheersbaar en stormachtig.
Daarbij ook nog eens in sterke mate afhankelijk van de emoties en luimen van anderen.
We hebben namelijk allemaal iets vergelijkbaar met de buienradar, nl. een sociaal-emotionele radar.
Dat is dan weer iets dat speciale aandacht verdiend van o.a. opvoeders en begeleiders.
Zie in dat verband de vijf stukjes over Expressed Emotion op het blog van Henk50 onder de categorie Psychologie.
Ook in de psychologie dreigen en lijken onze emoties steeds het ondergeschoven kindje te worden.
Zoals ik in het vorige stukje betoogde kwam er met het werk van LeDoux vanuit de neurowetenschappen weer een stevige impuls om dit onderwerp zijn welverdiende aandacht te schenken.
En die hernieuwde belangstelling zal ongetwijfeld ook onder psychologen wel post vatten.
Het oude beeld was toch een beetje dat de wetenschappelijke psychologie zich vooral met cognitie en andere vermeende heldere of meetbare zaken bezighield terwijl psychotherapeuten en klinici maar moesten kijken of ze iets met die ongrijpbare emoties aan konden vatten.
Dat beeld is niet helemaal juist want in de 80er-jaren was Nico Frijda de voortrekker op dit terrein met zijn opus magnum De Emoties.
Hier een interview met Nico Frijda.
Dick
.
Even later vernam ik dat een lezing over gentle teaching op het werk werd afgeblazen omdat de spreker voor Antwerpen vast stond in de file. Zo ging deze gelegenheid van wat ik eerder als bijscholing betitelde aan mijn neus voorbij.
Jammer want ik zou graag iets meer horen over deze benadering, die mij zeer sympathiek voorkomt en voorzover ik begrijp de nabijheid iets hoger in het vaandel heeft staan dan de distantie.
Maar ja, het weer is nu eenmaal een onberekenbare en niet altijd voorspelbare factor in het leven. De onvolprezen buienradar ten spijt.
En wat dat betreft doet het weer wel erg sterk denken aan onze emoties.
Ook al zo onvoorspelbaar en soms even onbeheersbaar en stormachtig.
Daarbij ook nog eens in sterke mate afhankelijk van de emoties en luimen van anderen.
We hebben namelijk allemaal iets vergelijkbaar met de buienradar, nl. een sociaal-emotionele radar.
Dat is dan weer iets dat speciale aandacht verdiend van o.a. opvoeders en begeleiders.
Zie in dat verband de vijf stukjes over Expressed Emotion op het blog van Henk50 onder de categorie Psychologie.
Ook in de psychologie dreigen en lijken onze emoties steeds het ondergeschoven kindje te worden.
Zoals ik in het vorige stukje betoogde kwam er met het werk van LeDoux vanuit de neurowetenschappen weer een stevige impuls om dit onderwerp zijn welverdiende aandacht te schenken.
En die hernieuwde belangstelling zal ongetwijfeld ook onder psychologen wel post vatten.
Het oude beeld was toch een beetje dat de wetenschappelijke psychologie zich vooral met cognitie en andere vermeende heldere of meetbare zaken bezighield terwijl psychotherapeuten en klinici maar moesten kijken of ze iets met die ongrijpbare emoties aan konden vatten.
Dat beeld is niet helemaal juist want in de 80er-jaren was Nico Frijda de voortrekker op dit terrein met zijn opus magnum De Emoties.
Hier een interview met Nico Frijda.
Dick
.
Labels:
dat vak van mij,
emotie,
Gentle teaching,
Nico Frijda
Tuesday, February 9, 2010
Joseph LeDoux; het emotionele brein en de amygdala
Als er een kennisgebied of wetenschapsterrein is waar de kreet 'booming' op past zijn het wel de neurowetenschappen. Dit mede door de vrij recente beschikbaarheid van nieuwe scantechnieken.
Binnen die wetenschap en zijn beoefening kwam Joseph LeDoux in 1996 in zijn boek The Emotional Brain met de klacht dat men zich voornamelijk bezighield met slechts zaken als waarneming, denken, redeneren of intellect kortom dat deel van de geest dat we cognitie noemen.
LeDoux toonde aan dat tenminste een emotie te weten angst empirisch benaderd kan worden. In tegenstelling tot bv. taal dat een uniek menselijke eigenschap is, is angst een biologisch gegeven dat we met dieren gemeen hebben.
Hoewel Ledoux er aanvankelijk van uitging dat zijn bevindingen nauwelijks op belangstelling zou kunnen rekenen van psychologen en psychiaters bleek dat na het verschijnen van zijn boek tot zijn verrassing nadrukkelijk wel het geval te zijn.
In ieder geval staan de amygdala nu onmiskenbaar op de kaart en in de belangstelling.
Die twee kleine amandelvormige orgaantjes van het lymbisch systeem aan beide zijden van de basis van het brein.
Wat doen die amygdala of amandelkernen dan?
Zonder ook maar de minste pretentie van volledigheid lijkt de essentie te zijn: de amygdala functioneren als een soort schildwacht die altijd op zijn post is en nooit slaapt.
Deze schildwacht waakt over alle binnenkomende zintuigelijke stimuli en zodra er iets verdachts of bedreigends binnenkomt gaan zogezegd de alarmbellen rinkelen. Dit houdt in dat de vecht- of vluchtrespons in werking treedt en het organisme langs neurochemische weg in uiterste staat van paraatheid wordt gebracht om gereed te zijn voor actie.
Een uiterst effectief verdedigingsmechanisme wanneer er direct levensgevaar dreigt en een fractie van een seconde groot verschil kan maken..
Het alarmsignaal volgt twee routes, een korte en een iets langere; de eerste verloopt buiten ons bewustziijn om. Wat daar opvallend aan is, is dat de fysiologische vecht/vluchtrespons al op volle toeren draait alvorens er iets tot ons bewustzijn doordringt.
Eerst als de fysieke gewaarwording hiervan tot ons bewustzijn doordringt ervaren we wat we paniek, angst of onrust noemen.
Dat geeft ons inzicht in de oorsprong en de aard van deze emoties.
De gangbare opvatting dat wij iets zien, daarvan schrikken waardoor ons hart sneller gaat kloppen, de adrenaline gaat stromen etc. blijkt niet juist; ons schrikken is die gewaarwording van die overweldigende fysieke verschijnselen.
We kunnen al een ontwijkende beweging maken nog voor we ons van de reden hiertoe bewust zijn.
Als de fysieke reacties en veranderingen tot het bewustzijn doordringen zullen we die met ons vermogen tot taal en zelf bewustzijn gaan benoemen als bv. angst; mijn hart klopt sneller etc., ik ben bang, onrustig, gestressed of wat dan ook.
En ongeveer ook rond dat moment kunnen we ook ons gedrag en de omstandigheden evalueren en daar mogelijk bewuste keuzes in maken.
Als het gevaar ook in onze bewuste evaluatie blijft dreigen zullen de alarmbellen ook blijven rinkelen en het hele circus van de vecht/vluchtrespons in gang houden.
Blijkt onze bewuste evaluatie te zijn dat er geen echt gevaar is of er sprake was van loos alarm dan zouden idealiter de alarmbellen direct uitgezet kunnen worden en de effecten van de vecht/vlucht respons geleidelijk aan wegebben.
Helaas werken de mechanismen van het terugdraaien van de vecht/vluchtreacties minder snel en vaak minder effectief dan die van het inschakelen.
Een complicerende factor daarbij is dat er vanuit de amygdala talrijke verbindingen naar vele delen van de hersenen lopen maar er vanuit die delen veel minder teruglopen naar de amygdala. En dat geldt ook voor de frontaalkwab waar het bewustzijn zetelt.
Ook van belang is dat de amygdala niet alleen door sensorische stimuli getriggerd kunnen worden maar ook door onze herinneringen, gedachten of dromen.
LeDoux is behalve neuroscientist ook muzikant.
Zijn band heet the Amygdaloids en speelt nummers met klinkende titels als bijvoorbeeld:
It's All in a Nut
Heavy Mental
Brainstorm
.
Binnen die wetenschap en zijn beoefening kwam Joseph LeDoux in 1996 in zijn boek The Emotional Brain met de klacht dat men zich voornamelijk bezighield met slechts zaken als waarneming, denken, redeneren of intellect kortom dat deel van de geest dat we cognitie noemen.
De emoties vallen er buiten. En een geest zonder emotie is geen geest. Dat is een ziel op sterk water - een koud, apathisch wezen, ontbloot van begeerte, angst, leed, pijn of genot.
LeDoux toonde aan dat tenminste een emotie te weten angst empirisch benaderd kan worden. In tegenstelling tot bv. taal dat een uniek menselijke eigenschap is, is angst een biologisch gegeven dat we met dieren gemeen hebben.
Hoewel Ledoux er aanvankelijk van uitging dat zijn bevindingen nauwelijks op belangstelling zou kunnen rekenen van psychologen en psychiaters bleek dat na het verschijnen van zijn boek tot zijn verrassing nadrukkelijk wel het geval te zijn.
bijna te enthousiast. Het kwam bijna neer op kritiekloze aanvaarding.meldde hij John Horgan in diens boek The Undiscovered Mind en
Ik heb alleen wat ideeën geopperdZie hier een interview met LeDoux over een en ander.
In ieder geval staan de amygdala nu onmiskenbaar op de kaart en in de belangstelling.
Die twee kleine amandelvormige orgaantjes van het lymbisch systeem aan beide zijden van de basis van het brein.
Wat doen die amygdala of amandelkernen dan?
Zonder ook maar de minste pretentie van volledigheid lijkt de essentie te zijn: de amygdala functioneren als een soort schildwacht die altijd op zijn post is en nooit slaapt.
Deze schildwacht waakt over alle binnenkomende zintuigelijke stimuli en zodra er iets verdachts of bedreigends binnenkomt gaan zogezegd de alarmbellen rinkelen. Dit houdt in dat de vecht- of vluchtrespons in werking treedt en het organisme langs neurochemische weg in uiterste staat van paraatheid wordt gebracht om gereed te zijn voor actie.
Een uiterst effectief verdedigingsmechanisme wanneer er direct levensgevaar dreigt en een fractie van een seconde groot verschil kan maken..
Het alarmsignaal volgt twee routes, een korte en een iets langere; de eerste verloopt buiten ons bewustziijn om. Wat daar opvallend aan is, is dat de fysiologische vecht/vluchtrespons al op volle toeren draait alvorens er iets tot ons bewustzijn doordringt.
Eerst als de fysieke gewaarwording hiervan tot ons bewustzijn doordringt ervaren we wat we paniek, angst of onrust noemen.
Dat geeft ons inzicht in de oorsprong en de aard van deze emoties.
De gangbare opvatting dat wij iets zien, daarvan schrikken waardoor ons hart sneller gaat kloppen, de adrenaline gaat stromen etc. blijkt niet juist; ons schrikken is die gewaarwording van die overweldigende fysieke verschijnselen.
We kunnen al een ontwijkende beweging maken nog voor we ons van de reden hiertoe bewust zijn.
Als de fysieke reacties en veranderingen tot het bewustzijn doordringen zullen we die met ons vermogen tot taal en zelf bewustzijn gaan benoemen als bv. angst; mijn hart klopt sneller etc., ik ben bang, onrustig, gestressed of wat dan ook.
En ongeveer ook rond dat moment kunnen we ook ons gedrag en de omstandigheden evalueren en daar mogelijk bewuste keuzes in maken.
Als het gevaar ook in onze bewuste evaluatie blijft dreigen zullen de alarmbellen ook blijven rinkelen en het hele circus van de vecht/vluchtrespons in gang houden.
Blijkt onze bewuste evaluatie te zijn dat er geen echt gevaar is of er sprake was van loos alarm dan zouden idealiter de alarmbellen direct uitgezet kunnen worden en de effecten van de vecht/vlucht respons geleidelijk aan wegebben.
Helaas werken de mechanismen van het terugdraaien van de vecht/vluchtreacties minder snel en vaak minder effectief dan die van het inschakelen.
Een complicerende factor daarbij is dat er vanuit de amygdala talrijke verbindingen naar vele delen van de hersenen lopen maar er vanuit die delen veel minder teruglopen naar de amygdala. En dat geldt ook voor de frontaalkwab waar het bewustzijn zetelt.
Ook van belang is dat de amygdala niet alleen door sensorische stimuli getriggerd kunnen worden maar ook door onze herinneringen, gedachten of dromen.
LeDoux is behalve neuroscientist ook muzikant.
Zijn band heet the Amygdaloids en speelt nummers met klinkende titels als bijvoorbeeld:
It's All in a Nut
Heavy Mental
Brainstorm
.
Sunday, February 7, 2010
De vecht- of vluchtrespons; en de amygdala
De meeste psychologie/pedagogiek boeken die voor werkers in de praktijk zoals groepsleiding, welzijnswerkers of verpleegkundigen zijn geschreven, beginnen met een uiteenzetting van twee basale leertheorieën. Dit zijn dan de klassieke- en de operante conditionering; bekend van de hondjes van Pavlov en de box van Skinner.
Ik vermoed dat we over een jaar of tien zullen zien dat genoemde leer- en studieboeken in aanvulling op deze verplichte nummers de vecht- of vluchtrespons en de rol van de amygdala ook daarbij zullen behandelen.
Dit gezien het gewicht ervan als basale invloed op en sturing van het menselijk gedrag en functioneren.
Naar het schijnt duurt het gemiddeld zo'n 25 jaar alvorens nieuwe ontdekkingen doorsijpelen en hun weg vinden naar de geeigende school- en handboeken.
Het lijkt mij dat dat in onze tijd van flitsende informatietechnologie toch wel iets sneller zou mogen. Zeker als je bedenkt dat neurowetenschappers al enige tijd roepen dat 95% van hun kennis uit het laatse decennium stamt.
Ook hier dient zorgvuldigheid boven snelheid te gaan, zullen we maar denken en zorgvuldigheid betekent hier dan vooral zinvol verband en relevantie.
De term fight or flight stamt uit 1915 en komt van Walter Cannon.
De vecht/vlucht of fight- or flight response is vooral en al langere tijd bekend als oortzaak/verklaring voor het alom gevreesde en ons allen bekende en veel voorkomende verschijnsel stress.
Dit vooral door het baanbrekende werk van Hans Selye.
De notie dat veel stress veroorzaakt wordt door een veelal niet (meer) functionele vecht- of vluchtrespons is inmiddels gemeengoed.
Nu doet de term vecht- of vluchtrespons vermoeden dat het organisme, het beestje of de mens bij activering van dit fenomeen slechts twee mogelijke te actualiseren reacties ter beschikking staan. Het is je als de wiedeweerga uit de voeten maken of erop los slaan. Deze karikatuur is niet geheel juist.
Het heet ook wel de vecht-, vlucht- of vriesrespons, hetgeen al een derde gedragsoptie in beeld brengt.
Missy Vineyard stelt in haar boek 'How you stand, how you move, how you live' dat alle gewervelde diersoorten waar het gaat om zelfbeschermend of zelfverdedigingsgedrag vier stereotype vormen van gedrag vertonen:
- de vijand aanvallen of bedreigen
- bevriezen om aan de aandacht te ontsnappen
- terugtrekken of vluchten; weg van vijand of gevaar
- zich onderwerpen; onderdanig zijn en toegeven aan de wil van de sterkere
Een en ander kan zich in verschilende gradatie, combinatie en/of volgorde manifesteren.
Dit geeft toch al een wat rijker en genuanceerder beeld dan de gangbare term wellicht zou doen vermoeden.
De fight- or flightresponse brengt op verschillende niveaus en in variërende mate nogal wat fysiologische reacties teweeg maar ze wordt steeds geactiveerd door de amygdala.
Die amygdala vormen ons altijd op de achtergrond meedraaiende waak- en alarmsysteem dat we niet even uit kunnen zetten. Zoek maar eens op 'amygdala' of 'amandelkernen' in google of welke andere zoekmachine en zie een keur aan lezenswaardige tot onbegrijpelijk ingewikkelde artikelen voorbijkomen.
Deze faam en belangstelling hebben deze kleine amandelvormige orgaantjes ter grootte van twee bonen met name te danken aan de volgende baanbreker in dit verhaal, te weten Joseph LeDoux.
Over LeDoux en de amygdala een volgende keer meer.
Dick
.
Ik vermoed dat we over een jaar of tien zullen zien dat genoemde leer- en studieboeken in aanvulling op deze verplichte nummers de vecht- of vluchtrespons en de rol van de amygdala ook daarbij zullen behandelen.
Dit gezien het gewicht ervan als basale invloed op en sturing van het menselijk gedrag en functioneren.
Naar het schijnt duurt het gemiddeld zo'n 25 jaar alvorens nieuwe ontdekkingen doorsijpelen en hun weg vinden naar de geeigende school- en handboeken.
Het lijkt mij dat dat in onze tijd van flitsende informatietechnologie toch wel iets sneller zou mogen. Zeker als je bedenkt dat neurowetenschappers al enige tijd roepen dat 95% van hun kennis uit het laatse decennium stamt.
Ook hier dient zorgvuldigheid boven snelheid te gaan, zullen we maar denken en zorgvuldigheid betekent hier dan vooral zinvol verband en relevantie.
De term fight or flight stamt uit 1915 en komt van Walter Cannon.
De vecht/vlucht of fight- or flight response is vooral en al langere tijd bekend als oortzaak/verklaring voor het alom gevreesde en ons allen bekende en veel voorkomende verschijnsel stress.
Dit vooral door het baanbrekende werk van Hans Selye.
De notie dat veel stress veroorzaakt wordt door een veelal niet (meer) functionele vecht- of vluchtrespons is inmiddels gemeengoed.
Nu doet de term vecht- of vluchtrespons vermoeden dat het organisme, het beestje of de mens bij activering van dit fenomeen slechts twee mogelijke te actualiseren reacties ter beschikking staan. Het is je als de wiedeweerga uit de voeten maken of erop los slaan. Deze karikatuur is niet geheel juist.
Het heet ook wel de vecht-, vlucht- of vriesrespons, hetgeen al een derde gedragsoptie in beeld brengt.
Missy Vineyard stelt in haar boek 'How you stand, how you move, how you live' dat alle gewervelde diersoorten waar het gaat om zelfbeschermend of zelfverdedigingsgedrag vier stereotype vormen van gedrag vertonen:
- de vijand aanvallen of bedreigen
- bevriezen om aan de aandacht te ontsnappen
- terugtrekken of vluchten; weg van vijand of gevaar
- zich onderwerpen; onderdanig zijn en toegeven aan de wil van de sterkere
Een en ander kan zich in verschilende gradatie, combinatie en/of volgorde manifesteren.
Dit geeft toch al een wat rijker en genuanceerder beeld dan de gangbare term wellicht zou doen vermoeden.
De fight- or flightresponse brengt op verschillende niveaus en in variërende mate nogal wat fysiologische reacties teweeg maar ze wordt steeds geactiveerd door de amygdala.
Die amygdala vormen ons altijd op de achtergrond meedraaiende waak- en alarmsysteem dat we niet even uit kunnen zetten. Zoek maar eens op 'amygdala' of 'amandelkernen' in google of welke andere zoekmachine en zie een keur aan lezenswaardige tot onbegrijpelijk ingewikkelde artikelen voorbijkomen.
Deze faam en belangstelling hebben deze kleine amandelvormige orgaantjes ter grootte van twee bonen met name te danken aan de volgende baanbreker in dit verhaal, te weten Joseph LeDoux.
Over LeDoux en de amygdala een volgende keer meer.
Dick
.
Tuesday, February 2, 2010
Ben B. en de hondjes van Pavlov
Wellicht enigzins geïnspireerd door de persoonlijk historische bespiegelingen van Hein en 'hoe het zo allemaal gekomen is' moest ik onlangs weer eens aan Ben B. denken.
We schrijven dan 1970 en volk, vaderland en konegin dienend deelde ik met een man of tien een kamer op de Wittenbergkazerne in het hartje van de Veluwe. Hier huisde ons bataljon van GNK hetgeen de afkorting was voor geneeskrachtige troepen of zoiets.
Een van mijn kamergenoten nu was Ben, hier nader aan te duiden als Ben B..
Dit laatste niet omdat zijn achternaam met een B zou beginnen, want dat weet ik niet meer, maar omdat Ben uit Brabant kwam, op een boerderij woonde en en in de B-verpleging zat.
Dan kan ik toch moeilijk anders dan hem hier Ben B. te noemen.
Omdat Ben van de boerderij kwam meldde hij zich in oogsttijd nogal eens ziek.
Dat vonden wij (zijn maten zoals dat in soldatenjargon heet) helemaal niet erg want hoewel het dan natuurlijk wel een stukje minder gezellig was, redden wij ons verder best zonder Ben. Van hogerhand werd daar echter heel anders over gedacht die stuurde om de onmisbaarheid van Ben maar eens te onderstrepen op een goede oogstdag een delegatie naar het brabantse land om de mate van Ben's ongesteldheid wat nader te aanschouwen. Die delegatie bestond uit onze luit, een arts en een van ons als chauffeur. De officieren van toen hadden de allure van topmanagers van nu en reden dus nooit zelf maar lieten zich rijden. Dat een onzer deze heren naar Brabant moest rijden deed ons vermoeden dat de reis misschien wel eens naar Ben zou kunnen gaan.
Attent als waren hebben we toen Ben maar even gebeld zodat hij het gezelschap gepast kon ontvangen en de koffie en de vlaai alvast klaar kon zetten.
Wat er in die tussentijd gebeurd is weten wij niet maar toen onze delegatie aankwam bleek Ben echt ziek geworden te zijn en lag hij ogenschijnlijk beroerd en bibberend in zijn bed. De arme jongen had vast een acute zomergriep opgelopen.
Dat toont maar weer eens aan dat het soldatenbestaan toch wel erg schraal en arm zou zijn zonder die (ook door de legerleiding) veelgeroemde solidariteit en saamhorigheid!
Maar dit terzijde want ik wilde eigenlijk iets heel anders memoreren in verband met Ben B., namelijk dat hij in de B-verpleging werkte en daar de B-opleiding volgde of ging volgen.
En Ben had in het kader van die opleiding weleens mooie dikke studieboeken bij zich over interessante zaken als psychologie, geestesziekten en dergelijke. Kortom over dingen die wel mijn belangstelling hadden maar waarvan ik over bitter weinig achtergrondinformatie beschikte en waar ik op ook de mulo nooit veel zinnigs over te horen had gekregen. Dus mocht ik bij gelegenheid graag eens door de boeken van Ben snuffelen.
Zoals veel boeken van dergelijk allooi begon het dikste boek met Pavlov en zijn vermaarde hondjes.
De zogenaamde experimentele neurose viel mij daarbij speciaal op of bleef mij in ieder geval altijd bij.
Dit betreft een experiment waarbij het hondje twee duidelijk onderscheiden tonen te horen danwel twee duidelijke onderscheiden vormen te zien krijgt. Bij een toon/vorm krijgt het hondje iets te eten en in het andere geval krijgt het hondje een electrische schok toegediend. Hondje leert de signalen probleemloos onderscheiden en dan worden toon/vorm dichter naar elkaar toegebracht. Hondje leert de signalen steeds fijner/selectiever te onderscheiden en blijft redelijk happy meedoen aan het experiment. Tot een bepaald moment waarop de signalen teveel op elkaar gaan lijken (verhouding 8:9) en dan krijgt het hondje een fikse zenuwinzinking. Hij begint te kermen, wordt volkomen onmachtig, wil niet meer meewerken en het duurt weken of maanden voor hij weer terug te brengen is op het vorige niveau van functioneren.
Het trof mij als een nogal drastische en intrigerende vorm van neurose; een desastreuze vorm van cognitieve dissonantie langs sensorische weg bewerkstelligd.
So far, so good.
Tien jaar later; we schrijven dan inmiddels 1980 zat ik de introductieperiode van de Z-opleiding.
En hier kregen wij het mooie vak pedagogiek/psychologie van onze orthopedagoge.
En dat begon uiteraard met de behandeling van de klassieke en de operante conditionering met bijbehorende al dan niet geconditioneerde responsen, bekrachtiging, vermijdingsgedrag en noem maar op.
Ik vond dit natuurlijk weer allemaal bere-interessante kost en had daar ook steeds voldoende vragen over zoals bv over de implicaties van de experimentele neurose.
Het leek wel alsof onze docente niet bekend was met dit onderdeel uit Pavlov's hondenshow en er werd niet echt op mijn vragen hier over ingegaan. De docente wilde blijkbaar andere dingen duidelijk maken en illustreren dan datgene waar ik naar vroeg hetgeen soms aanleiding gaf tot wat misverstanden en wellicht wat lichte irritatie.
Mijn vragen werden duidelijk niet altijd evenzeer op prijs gesteld hoewel ze wat mij betreft gewoon uit oprechte nieuwsgierigheid en belangstelling gesteld werden.
Onze lesgroep bestond uit voornamelijk meiden die gemiddeld tien jaar jonger waren dan ik en na zo'n les of vijf begon het mij te dagen dat een aantal van hen bijna handenwrijvend de betreffende lessen tegemoet gingen om eens te zien hoe Dick nu weer Coby het vuur aan de schenen zou leggen.
En bij navraag bleken sommigen inderdaad te denken dat ik uit een soort baldadigheid en joligheid bewust moeilijke vragen stelde om deze docente wat in het nauw te drijven en/of uit de tent te lokken.
Nu is een dergelijke houding mij volkomen vreemd en hoewel het tegenwoordig bijna als een afwijking aangemerkt kan worden moet ik erkennen dat ik er nooit op uit geweest ben en nimmer lol aan heb beleefd om leraren of docenten op de kast te jagen.
Toen ik uit mijn hardnekkige naïviteit ontwaakte en mij duidelijk werd welke onbedoelde effecten mijn goedbedoelde vragen konden hebben, heb ik mijn vragen tijdens die lessen maar een poosje ingeslikt.
Dick
.
We schrijven dan 1970 en volk, vaderland en konegin dienend deelde ik met een man of tien een kamer op de Wittenbergkazerne in het hartje van de Veluwe. Hier huisde ons bataljon van GNK hetgeen de afkorting was voor geneeskrachtige troepen of zoiets.
Een van mijn kamergenoten nu was Ben, hier nader aan te duiden als Ben B..
Dit laatste niet omdat zijn achternaam met een B zou beginnen, want dat weet ik niet meer, maar omdat Ben uit Brabant kwam, op een boerderij woonde en en in de B-verpleging zat.
Dan kan ik toch moeilijk anders dan hem hier Ben B. te noemen.
Omdat Ben van de boerderij kwam meldde hij zich in oogsttijd nogal eens ziek.
Dat vonden wij (zijn maten zoals dat in soldatenjargon heet) helemaal niet erg want hoewel het dan natuurlijk wel een stukje minder gezellig was, redden wij ons verder best zonder Ben. Van hogerhand werd daar echter heel anders over gedacht die stuurde om de onmisbaarheid van Ben maar eens te onderstrepen op een goede oogstdag een delegatie naar het brabantse land om de mate van Ben's ongesteldheid wat nader te aanschouwen. Die delegatie bestond uit onze luit, een arts en een van ons als chauffeur. De officieren van toen hadden de allure van topmanagers van nu en reden dus nooit zelf maar lieten zich rijden. Dat een onzer deze heren naar Brabant moest rijden deed ons vermoeden dat de reis misschien wel eens naar Ben zou kunnen gaan.
Attent als waren hebben we toen Ben maar even gebeld zodat hij het gezelschap gepast kon ontvangen en de koffie en de vlaai alvast klaar kon zetten.
Wat er in die tussentijd gebeurd is weten wij niet maar toen onze delegatie aankwam bleek Ben echt ziek geworden te zijn en lag hij ogenschijnlijk beroerd en bibberend in zijn bed. De arme jongen had vast een acute zomergriep opgelopen.
Dat toont maar weer eens aan dat het soldatenbestaan toch wel erg schraal en arm zou zijn zonder die (ook door de legerleiding) veelgeroemde solidariteit en saamhorigheid!
Maar dit terzijde want ik wilde eigenlijk iets heel anders memoreren in verband met Ben B., namelijk dat hij in de B-verpleging werkte en daar de B-opleiding volgde of ging volgen.
En Ben had in het kader van die opleiding weleens mooie dikke studieboeken bij zich over interessante zaken als psychologie, geestesziekten en dergelijke. Kortom over dingen die wel mijn belangstelling hadden maar waarvan ik over bitter weinig achtergrondinformatie beschikte en waar ik op ook de mulo nooit veel zinnigs over te horen had gekregen. Dus mocht ik bij gelegenheid graag eens door de boeken van Ben snuffelen.
Zoals veel boeken van dergelijk allooi begon het dikste boek met Pavlov en zijn vermaarde hondjes.
De zogenaamde experimentele neurose viel mij daarbij speciaal op of bleef mij in ieder geval altijd bij.
Dit betreft een experiment waarbij het hondje twee duidelijk onderscheiden tonen te horen danwel twee duidelijke onderscheiden vormen te zien krijgt. Bij een toon/vorm krijgt het hondje iets te eten en in het andere geval krijgt het hondje een electrische schok toegediend. Hondje leert de signalen probleemloos onderscheiden en dan worden toon/vorm dichter naar elkaar toegebracht. Hondje leert de signalen steeds fijner/selectiever te onderscheiden en blijft redelijk happy meedoen aan het experiment. Tot een bepaald moment waarop de signalen teveel op elkaar gaan lijken (verhouding 8:9) en dan krijgt het hondje een fikse zenuwinzinking. Hij begint te kermen, wordt volkomen onmachtig, wil niet meer meewerken en het duurt weken of maanden voor hij weer terug te brengen is op het vorige niveau van functioneren.
Het trof mij als een nogal drastische en intrigerende vorm van neurose; een desastreuze vorm van cognitieve dissonantie langs sensorische weg bewerkstelligd.
So far, so good.
Tien jaar later; we schrijven dan inmiddels 1980 zat ik de introductieperiode van de Z-opleiding.
En hier kregen wij het mooie vak pedagogiek/psychologie van onze orthopedagoge.
En dat begon uiteraard met de behandeling van de klassieke en de operante conditionering met bijbehorende al dan niet geconditioneerde responsen, bekrachtiging, vermijdingsgedrag en noem maar op.
Ik vond dit natuurlijk weer allemaal bere-interessante kost en had daar ook steeds voldoende vragen over zoals bv over de implicaties van de experimentele neurose.
Het leek wel alsof onze docente niet bekend was met dit onderdeel uit Pavlov's hondenshow en er werd niet echt op mijn vragen hier over ingegaan. De docente wilde blijkbaar andere dingen duidelijk maken en illustreren dan datgene waar ik naar vroeg hetgeen soms aanleiding gaf tot wat misverstanden en wellicht wat lichte irritatie.
Mijn vragen werden duidelijk niet altijd evenzeer op prijs gesteld hoewel ze wat mij betreft gewoon uit oprechte nieuwsgierigheid en belangstelling gesteld werden.
Onze lesgroep bestond uit voornamelijk meiden die gemiddeld tien jaar jonger waren dan ik en na zo'n les of vijf begon het mij te dagen dat een aantal van hen bijna handenwrijvend de betreffende lessen tegemoet gingen om eens te zien hoe Dick nu weer Coby het vuur aan de schenen zou leggen.
En bij navraag bleken sommigen inderdaad te denken dat ik uit een soort baldadigheid en joligheid bewust moeilijke vragen stelde om deze docente wat in het nauw te drijven en/of uit de tent te lokken.
Nu is een dergelijke houding mij volkomen vreemd en hoewel het tegenwoordig bijna als een afwijking aangemerkt kan worden moet ik erkennen dat ik er nooit op uit geweest ben en nimmer lol aan heb beleefd om leraren of docenten op de kast te jagen.
Toen ik uit mijn hardnekkige naïviteit ontwaakte en mij duidelijk werd welke onbedoelde effecten mijn goedbedoelde vragen konden hebben, heb ik mijn vragen tijdens die lessen maar een poosje ingeslikt.
Dick
.
Labels:
Ben B.,
militaire dienst,
Pavlov,
vragen,
Z-opleiding
Subscribe to:
Posts (Atom)