Nu worden deze twee tradities daarbij vaak als onverenigbare en tegengestelde benaderingen voorgesteld. Ik wil aan de hand van twee voorbeelden illustreren dat de soep, volgens mij, ook hier niet zo heet als hij opgediend wordt gegeten hoeft te worden.
De twee voorbeelden zijn de fenomenologie en de conceptuele analyse uit de gewone-taal-filosofie.
Beiden zijn van bepalende invloed geweest op de ontwikkeling van de (theoretische) pedagogiek in Nederland.
De fenomenologie geldt als een invloedrijke loot aan de continentale stam van de filosofie. Belangrijke namen zijn o.a. Brentano, Husserl, Heidegger en Merleau-Ponty (en dat is geen druivensoort!). De fenomenologie heeft grote invloed gehad op de sociale wetenschappen. Zo is in ons land de naam van de utrechtse school bekend in kringen van pedagogen en in de ontwikkeling van de zwakzinnigenzorg. Termen of begrippen als leefwereld, structuur en pedagogische relatie stammen uit deze school. Langeveld die misschien een beetje als de godfather van de Nederlandse pedagogiek mag gelden is hier de bekendste naam.
De kern van de fenomenologie komt er steeds op neer dat zuiver objectieve kennis van de werkelijkheid illusoir of op zijn minst problematisch is omdat zoals Kant reeds opmerkte het ding-an-sich niet rechtstreeks voor ons kenbaar is. De aandacht in de subject-object-relatie wordt verlegd naar de gerichtheid van het bewustzijn ofwel de intentionaliteit.
De fenomenologie wordt wel gezien als een kritiek op de vervreemding van de mens. Alle rationalisering en onttovering van de wereld zouden de mens een voor de hand liggende bron van informatie hebben ontnomen: de wereld zoals deze voor ons ligt, de directe ervaring ervan. De fenomenologie wordt binnen de wetenschapsfilosofie geclassificeerd als het domein van de beleving.
Citaat uit Wikipedia
Uit de koker van de analytische filosofie komt een stroming onder de naam Ordinary-Language Philosophy ofwel de gewone-taal-filosofie. Austin en Ryle zijn hier bekende namen ern als grote inspiratiebron geldt de onvermijdelijke en latere Wittgenstein.
Hier hanteert men de zogenaamde conceptuele analyse om helderheid te krijgen in welke begrippen er onder ons alledaagse vaak vage, slordige en dubbelzinnige taalgebruik schuilgaan; en hoe de begrippen zich tot elkaar verhouden en of ze al dan niet onderling enige logische consistentie vertonen.
In de Nederlandse pedagogiek werd deze op Ludwig georiënteerde benadering in het bijzonder gepropageerd en gepraktiseerd door Spiecker en Steutel aan de pedagogische faculteit van de V.U. te Amsterdam.
De conceptuele analyse als wetenschappelijk instrument vond hier de nodige erkenning en navolging.
Aan het artikel: 'Conceptuele Analyse als Empirische Methode' van Bas Levering te oordelen is deze benadering nog immer actueel.
De aandacht van Spiecker en Steutel betrof in het bijzonder de 'morele opvoeding'; iets dat in de laatste decennia van de vorige eeuw bepaald niet van het inspelen op trends of van een 'sexy uitstraling' beticht kon worden.
Thema's en begrippen die zij aldus onder de loep namen waren ondermeer pedagogische grondbegrippen als de pedagogische relatie, de rol van emoties in de morele ontwikkeling zoals de rationele emoties schuldgevoel en schaamte en onderwerpen die verband houden met seksualiteit en opvoeding.
Om eens even een compact voorbeeld bij de kop te nemen:
Ben Spiecker constateert dat we vaak het woord/begrip ontwikkeling in twee onderscheiden betekenissen door elkaar gebruiken zonder dat onderscheid te maken en/of duidelijk te maken over welke variant we spreken.
Zo is er een soort ontwikkeling die teweeggebracht moet worden en vrij strak geregisseerd, gestuurd en geleid dient te worden om geslaagd te mogen heten. Hier is de metafoor van de boetserende beeldhouwer van toepassing.
Maar er is ook een soort ontwikkeling dat vrij autonoom plaatsgrijpt maar waarvan de wasdom wel kan variëren met de omstandigheden en de mate waarin het gefaciliteerd wordt. Hier is de metafoor van de tuinman die zijn plantjes op de juiste plek zet en water geeft van toepassing.
Een helder onderscheid tussen beiden kan veel spraakverwarring voorkomen en onze blik en onze kennis in de juiste richting sturen.
De fenomenologie en de conceptuele analyse dus.
Ze kunnen zonder al teveel moeite als tegenpolen gepresenteerd en afgeschilderd worden.
En in Laagland's pedagogenland zijn ook de nodige diepgravende discussies gevoerd over de voors en de tegens van beiden. Toch lijken ze elkaar daar net zo goed te kunnen vinden als te kunnen bijten.
Wat mijzelf betreft vind ik een bepaalde overeenkomst het meest in het oog springende.
Die overeenkomst is dan dat ze in hun pretentie de werkelijkheid of de sociale werkelijkheid te doorgronden en te beschrijven beiden expliciet een bepaalde bescheidenheid in acht nemen
Beiden erkennen niet rechtstreeks zicht en vat op die werkelijkheid te hebben en beiden richten de aandacht in eerste instantie op iets dat medieert tussen onze beeldvorming en de werkelijkheid zoals onze zintuigen, ons bewustzijn, de taal en ons begripsvorming.
Zo worden ze in mijn boekie van tegenstanders tot medestanders.
Zoals Brederoo heeeeel lang geleden al opmerkte: 't kan verkeren.
Bedoelen ze dat nou met dialectiek?
No comments:
Post a Comment