Kleur laat zich op uiteenlopende wijzen omschrijven, duiden en benoemen. De meeste mensen zullen daar toch de bekende, gangbare en alledaagse kleurnamen voor gebruiken. Bepaalde wetenschappers en technici zullen zich hiertoe tot frequentiegetallen in het electromagnetisch spectrum moeten of willen wenden. De kunstschilder zal dan bijvoorbeeld beter met pigmentnummers als PV19 of PG7 etcera uit de voeten kunnen terwijl de fietsenmaker toch liever met z’n vertouwde RAL-kleurnummers werkt.
En zo bestaan er vele kleursystemen voor diverse doeleinden, industrieën, media en beroepsgroepen en zijn er qua denominatie legio mogelijkheden.
Over de relatie tussen kleur en taal valt uiteraard heel wat meer te zeggen dan ik ooit in een blogje zou kunnen doen. Over kleur zouden we desgewenst dus heel wat boekjes open kunnen doen. Er staat ons althans een ruime bibliotheek aan boeken over het onderwerp ter beschikking. Zo zou ik het, om voor de hand liggende redenen, eens over de Kruithof curve kunnen gaan hebben; maar daar moest ik me maar niet aan wagen want dat gaat me toch echt iets boven de pet. Nu heb ik toevallig zelf ook nog wel een paar boekjes met als onderwerp en thema Kleur in de kast staan. Die ga ik nu niet allemaal openslaan maar uit een bepaald boek getiteld 'Kleur' wil ik toch wel even iets essentieels uit het Woord vooraf citeren:
Kleur is zo verweven met ons dagelijks leven dat het velen nauwelijks meer opvalt. Pas wanneer men zich bewust in het fenomeen kleur verdiept, realiseert men zich hoe wij voortdurend de invloed van kleuren ondergaan, enerzijds door de ons omringende natuur, en anderzijds door wat de mens daar zelf aan toevoegt in zijn technische en culturele uitingen.en iets verder vervolgt het met:
De tijd heeft inmiddels geleerd, met het opkomen en vergaan van talloze theorieën, dat beide aspecten, het fysische en het psychologische, elkaar aanvullen in de beschrijving van het verschijnsel kleur.En zo is dat! Telkens wanneer we het in één bepaalde richting zoeken of één bepaald aspect onder de loep nemen lijken we iets essentiëels te missen.
Neem het onderhavige fenomeen dat we kleuren zien. De eigenschappen van een voorwerp en de lichtgolven die de informatie daarover bevatten zijn niet voldoende om ons kleur te laten zien. Daar is ook het menselijk oog voor nodig; met die staafjes en die kegeltjes die die lichtsignalen dusdanig kunnen verwerken dat op dat ons brein ons die qualiatieve gewaarwording doet ondergaan die het zien van kleur toch is.
Die twee onderscheiden tastbare of althans beschrijfbare en meetbare elementen kunnen niet zonder elkaar en volstaan elk op zich blijkbaar niet om vat te krijgen op de ervaring van kleurzien. Dat kleurzien is ogenschijnlijk dus een niet zo eenvoudig in woorden of in getallen te vangen proces op het snijvlak van die twee welomschreven kanten van het fysische proces. Daarbij is het een doodsimpel en moeiteloos proces in onze ervaring en doen of ervaren we het zo’n beetje de hele dag door zonder er een tel over na te hoeven denken. Wanneer we er wel iets dieper over nadenken stuiten we toch telkens weer op die qualia en de subjectieve ervaring.
Die complexe rijkdom van onze subjectieve ervaring en de qualia is overigens niet uniek voor onze visuele gewaarwording; win daarover bijvoorbeeld maar eens wat 'klinkende raad’ in bij Bella Barthust.
Met een dergelijk palet aan kleurduidingen en zo’n waaier aan kleursystemen zou je je bijna gaan afvragen of we het nu over kleur hebben of over kleur of over kleur.
Voor de kunstenaar die z’n kleuren moet mengen zal het vaak wel duidelijk zijn welke kleur ie zoekt. En op die manier, al schilderend, heb ik me ook wel praktisch beziggehouden met kleurmengen.
Een bepaald boekje van Michael Wilcox over dit onderwerp draagt de ietwat uitdagende en pakkende titel: ‘Blue and Yellow Don’t Make Green’ of ‘Blauw met geel is geen groen’, om aan te geven dat er vele kleuren ‘groen’ zijn in vele varianten en kwaliteiten van helder tot gedempt, van warm tot koud, van dekkend tot transparant etcetera en dat geldt uiteraard evenzeer voor de andere kleuren. Een van de eerste dingen die opvallen wanneer je je in het kleurmengen verdiept is dat men vaak over twee tegengestelde mengsystemen pleegt te reppen. Te weten het additieve en subtractieve systeem. Tel maar op, trek maar af en ga maar na.
Het additief kleursysteem werkt met de kleuren van het licht en staat ook wel bekend als het RGB-kleursysteem. Er moeten diverse kleuren licht aan elkaar toegevoegd worden om tot wit licht te komen. De primaire kleuren zijn hier Rood, Groen en Blauw.
Het subtractief kleursysteem werkt met pigmentkleurenen staat ook wel bekend als het CMYK-kleursysteem. Hier zouden de diverse kleuren juist geëlimineerd moeten worden om tot wit te komen, maar in de praktijk is wit natuurlijk het startpunt van waaruit door specifieke toevoegingen kleur ontstaat. De primaire kleuren zijn hier Cyaan, Magenta en Yellow.
Het is, wat mij betreft, een bijzonder frappant en aardig gegeven dat deze twee systemen en elkaars tegendeel of spiegelbeeld zijn en elkaar tegelijkertijd nodighebben en aanvullen. En wel in de zin dat de primaire kleuren van het ene systeem toevallig ook de complementaire en/of secundaire kleuren van het andere systeem vormen en vice versa.
Tja, zoiets vind ik toch altijd dermate verwonderlijk dat ik er voorlopig maar weer even stil van ben.
Rest me nog om, voor wie daar belangstelling voor heeft, nog even met een link te verwijzen naar de, volgens mij, beste en meest informatieve website over KLEUR en me af te vragen of mijn hele riedel nu vooral over kleur ging of eerder over raak- en snijvlakken en wederzijdse verhoudingen en interacties tussen een en ander.
Of ging het nu toch vooral over de essentie of over de schil?
Nog een kleurrijke jaarwisseling maar doe voorzichtig met de vingers en de ogen.
<< vorige