We kunnen onmogelijk elk risico in het leven uitsluiten. In de luchtvaart, en op steeds meer terreinen, wordt dat links- of rechtsom toch expliciet als belangrijk(st)e doelstelling nagestreefd.
Nu die onneembare gesloten deur, die bedoeld was om elk risico uit te sluiten, opeens zelf een risico bleek te vormen, bedacht men direct dat er ten alle tijde twee personen in de cockpit aanwezig zouden moeten zijn. Toen ik dit op het nieuws hoorde vroeg ik me af: zou er niet beter ook meteen maar een dienstdoend psychiater als crewmember mee moeten aan boord van elke vlucht?
Arnon Grunberg oppert dat een dergelijk type, op de persoonlijkheidsstructuur gerichte, zielzorg niet tot een beroepsgroep als die van de piloten beperkt hoeft te blijven.
Zou de samenleving er niet bij gebaat zijn om ook politici eens aan wat diepgaandere psychologische test te onderwerpen en daar ook wat openheid over te verschaffen? Ik vermoedt zomaar dat momenteel veel bankemployés hun bazen ook wel eens graag aldus gescreend zouden zien.
Ik weet niet of het wel helemaal door de kopierechtelijke beugel kan, maar hier de voetnoot uit de krant van gisteren:
Voetnoot Psychologische test
To nu toe bestond de psychologische test waaraan piloten worden onderworpen voornamelijk uit zelfrapportage. Een paar vragen, meer niet. Dat zal na Andreas Lubitz, wat de uitkomst van het onderzoek ook zal zijn, veranderen, hoewel suïcide-expert Thomas Bronisch in de Süddeutsche verklaart dat er geen reden is om aan te nemen dat psychiatrische patiënten gevaarlijker zijn dan zogenaamd gezonde mensen. De scheidslijn tussen ziek en gezond, normaal en abnormaal, is als bekend flinterdun.
Als piloten aan een uitgebreidere test zullen worden onderworpen, zou het dan ool niet aardig zijn om ook politici dergelijke uitgebreide tests te laten doen? Zij kunnen immers ook een land, of regio, in de afgrond storten. Ook zou het sympathiek zijn als politici de resultaten openbaar zouden maken. Niet om te stigmatiseren, om risico's beter in te kunnen schatten. Het is namelijk mijn hypothese dat veel politieke besluitvorming het gevolg is van niet of slecht behandelde persoonlijkheidsstoornissen. Arnon Grunberg
Het zal zo'n jaar of vijf geleden zijn dat ik in een boekhandel in Neustadt an der Weinstrasse een boekje in mijn handen had van Hans Küng, een Duitse theoloog, dat de ondertitel droeg 'Warum Ökonomie Moral braucht'. Die titel trok toen mijn aandacht en intrigeerde mij ook enigszins. Ik dacht bij mezelf: wat merkwaardig toch dat deze vraag zich zo laat stellen, want zou het niet geëigender zijn en meer voor de hand liggen dat lieden die menen dat economie wel zonder moraal (of fatsoen) kan eens uitleg zouden geven over het hoe en waarom van die, wat mij betreft onmogelijke, stelling.
Maar misschien ben ik nog niet 'homo economicus' genoeg.
In de Correspondent van vandaag herinnert Rutger Bregman ons in 'Hoe de moraal uit de economie verdween' ons er eens fijntjes aan dat de economie toch ooit gewoon een tak en integraal onderdeel van de moraalfilosofie was. Dat waren dus overduidelijk andere tijden toen denkers als Locke, Smith en Stuart Mill belangrijke impulsen gaven aan het denken over en het vormgeven aan de samenleving en de maatschappelijke orde.
John Locke, Adam Smith en John Stuart Mill, de grondleggers van de klassieke economie, waren eerst en vooral moraalfilosofen. Ze waren constant bezig met vragen als: Hoe horen we ons te gedragen? Verandert het kapitalisme ons karakter ten goede of ten slechte? En wat is van waarde en wat niet?
Leo Blokhuis en Ricky Koole brachten in recente jaren een serie dubbelalbums uit onder de noemer ‘Songs We Shouldn't Forget’. Uit de titels van de verschillende albums zoals ‘Sleeping Beauties’, ‘Lost And Found’, ‘Back On Track’ en ‘Time Will Tell’ spreekt een intentie en een waardering waar ik me in geval van menig ‘uitverkoren song’ wel redelijk bij aan kan sluiten. Dan hebben we het over muzikale juweeltjes die we de vergetelheid beslist niet gunnen.
Kwaliteit laat zich niet verloochenen en laat zich niet zomaar vermalen door de tand des tijds aldus Thompson. Het mag dan soms even duren alvorens de crème de la crème als zodanig (h)erkend wordt, zoals in geval van Nick Drake waar het zo’n vijfenveertig jaar in beslag nam.
In geval van wie ..., zei u daar?
Van Nick Drake; hij kreeg ook nog een plekje op eerdergenoemde ‘Sleeping Beauties’ en lijkt zo’n beetje herontdekt te worden ook door een nieuwe generatie.
Om kennis te maken wat ‘essential songs’ van hem:
Albert Einstein geldt voor veel mensen zo'n beetje als icoon en het boegbeeld bij uitstek van 'de wetenschap', als het lichtende voorbeeld van wat onze menselijke rationaliteit in al zijn bollebozigheid vermag. (zoals atoombommen maken bijvoorbeeld)
Hier hebben we dus duidelijk van doen met zo'n knappe kop die de taal van de rationaliteit uitmuntend spreekt. Nu verstond diezelfde Einstein, dunkt mij, zeker ook 'de taal van de ziel' vrij goed.
Wanneer je eens op het W(ereldwijde)W(oordenbrij)W(ebje) rondsnuffelt naar uitspraken en citaten door wetenschappers, zul je waarschijnlijk vinden dat Einstein bovenaan staat, prijkend aan de top. Anders dan onze nationale grootgrutter (die beweert op de kleintjes te letten en ook nog op de seconden) leek deze Appie wel in wijze uitspraken te grossieren.
In een rubriek die 'tussen "..."' heet en aandacht wil vragen voor intrigerende of wijze uitspraken, mag hij toch eigenlijk niet ontbreken, dus bij deze dan. Het probleem is dan niet zozeer om een goed, wijs of treffend citaat van hem te vinden maar meer om te kiezen uit de velen.
Vandaag kies ik er maar eens een die me met name in onze Westerse wereld en in dit tijdsgewricht uiterst en nijpend actueel lijkt, hoewel je er weinig of niets over uit de krant of het journaal zult vernemen:
"The intuitive mind is a sacred gift and the rational mind is a faithful servant. We have created a society that honors the servant and has forgotten the gift"
.. de baren; aldus het liedje. Want wie nog nooit heeft gevaren heeft weet niet hoe een zeeman leeft.
Nu beperken wij ons tot incidenteel wat korte boottochtjes op bepaald geen woeste baren dus weten we nog steeds niet hoe een zeeman leeft.
Maar dat is ook geen vraag die ons in het bijzonder bezighoudt en wij varen bij gelegenheid louter (mee) voor ons plezier, een beetje een gezonde blos op de wangen te krijgen, het rustgevende effect en om zo mogelijk onze ogen uit te kijken.
Dat was allemaal ook aardig gelukt tijdens onze tochtjes op de Oostzee, de Rursee en de Plauer See.
Wanneer je dan kuierend langs de Schlei in Schleswig aan een aanlegsteiger de ‘Wappen von Schelswig’ gereed ziet liggen, een boot die rondvaarten over de Schlei verzorgt, dan willen wij wel
voor een uurtje of drie aanmonsteren als passagier naar Ulsnis en terug.
Een luchtig en niet al te lang tochtje; de lucht werd op een gegeven moment wel wat dreigend en donker,
daarbij werd het ook wat winderig en fris aan dek.
Warme chocomel met torte hield ons op de been of eigenlijk meer in de ligstoel.
Een tochtje om lekker rozig van te worden en dat werden we dan ook.
De figuratie lijkt inmiddels al een poosje weer terug en gerespecteerd in de hedendaagse kunst. De figuur of het beeld van de mens, dus van onszelf, neemt een prominente plaats in in die hernieuwde belangstelling voor figuratieve kunst.
Zo lopen of liepen er recentelijk een aantal exposities met een kunstzinnge kijk op de mens die, wat mij betreft, zeker de moeite waard zijn.
Nu kan dat iemands smaak niet zijn of men kan zich wat ergeren aan zoveel tromgeroffel en loftrompet maar de kritiek van Sander van Walsum sloeg, meende ik, de plank toch volkomen mis.
Ik vond het zondermeer een indrukwekkende en goed gepresenteerde expositie.
In het voorwoord van de catalogus door samenstelster Anne Berk wordt een en ander kernachtig samengevat. Enkele citaten daaruit:
Het is interessant om te zien dat de kunsten in tijden van maatschappelijke en ideologische onzekerheid grijpen naar de mensfiguur. Er lijkt in onze kunsttraditie wel een correlatie te bestaan tussen het vormgeven van hemelbestormende visioenen in abstractie en het reflecteren over de persoonlijke met mensbeelden in maatschappelijk zware tijden.
Het lijkt speculatief, maar als kind van de koude oorlog durf ik het wel aan: de hernieuwde aandacht voor religie heeft alles te maken met het verdwijnen van een ideologisch alternatief voor het kapitalisme. Wij voelden ons blijkbaar comfortabel bij de polarisatie in links en rechts en hebben nu behoefte aan andere piketpalen om ons leven te structureren. Tegelijkertijd is onze wereld veel groter geworden en zijn de ideologische keuzes pluriform.
In Search of Meaning gaat niet over antwoorden, maar om de reflectie op het leven als zinvolle activiteit op zich.
Deelnemend kunstenaar Jan Fabre zegt in dat verband:
Ik ben gedoemd een Ziener te zijn die niet kan zien.
Dat lijkt me een uiterst beknopte doch rake samenvatting van wat we ook wel de ‘condition humaine’ plegen te noemen.
De mens op zoek naar zichzelf; naar z’n oorspong of naar z’n bestemming?
En wat waar komt die mens dan uit en wat vindt ie daar dan ...?
Wellicht zouden hier ook enkele citaten van Lao-Tse niet misstaan; zoek er hier zelf maar eens een paar uit.
En dan is de klap op de vuurpijl, waar het betreft de mens en diens beslommeringen in beeld gebracht en tentoongesteld, momenteel toch wel de expositie over de ‘Late Rembrandt’ in het Rijks.
Nu is ons nationale icoon ‘Rembrandt’ inmiddels tot een ideologische constructie verworden zoals Huub Mous in het artikel ‘Rembrandt, de levende dode van onze natie’ terecht opmerkt.
Rembrandt enerzijds als supermerk voor onze nationale 'branding en marketing' en anderzijds als verpersoonlijking van de Hollandse humaniteit en als doorleefde kenner van de menselijke ziel. Zouden wij onszelf daar niet graag aan spiegelen en ook wat aanspraak op die laatste kwaliteiten maken?
Dat is ons toch wel een paar stuivers waard, nietwaar?
Deze expositie laat echter wel het neusje van de zalm en een paar van de mooiste voorbeelden zien van hoe een mens ‘de mens’ in verf en op doek kan neerzetten en vereeuwigen. Nu even voor de ganse goegemeente te aanschouwen.
Er zitten een aantal van mijn ‘long-time favourites’ uit de schilderkunst tussen en ik wil in ieder geval van deze gelegenheid gebruik maken om ze eens of weer eens ‘in het echt’ te aanschouwen. Ik vermoed dat het er, evenals bij de vorige Rembrandt-expositie, naar mijn goesting, wel weer, of veel te, en niet meer echt gezellig druk zal zijn maar dat lijkt heden ten dage wel onvermijdelijk bij dergelijke gelegenheden.