Voelt, klinkt of waarderen we iets als boe of hoera? Dat lijkt me in veel gevallen een zinnige en zeker een er allerzins toe doende vraag! Levert iets
een boe- danwel een hoera-reactie bij je op? Moet Jantje huilen of moet Jantje lachen?
Die vraag kun je je overigens bij alles stellen, zo ook bij het lezen van dit blogje.
Het was, als ik me niet vergis,
Alfred Ayer die de term booh- and hooray-words lanceerde in zijn werk
Language, Truth, and Logic uit 1936.
Ayer was een belangrijke held en voorvechter van
het logisch-positivisme. In deze quasi-objectiverende benadering zijn ethische en estethische oordelen een kwestie van gevoel en/of smaak, valt daar derhalve niet zinnig (lees wetenschappelijk of verifiëerbaar) over te twisten en daarmee worden alle uitspraken in dat domein uiteindelijk zin- en betekenisloos.
Deze meta-ethische theorie, die stelt dat alle uitspraken over ethische kwesties in feite uitingen van emoties zijn, bedoeld om de betreffende emoties te uiten of om anderen over te halen de betreffende emoties over te nemen, staat ook wel bekend als
‘emotivisme’ of
‘the hurrah/boo theory’.
Stevenson werkte deze theorie verder uit.
Zoals je je wellicht in kunt denken, geeft een dergelijke theorie al gauw aanleiding tot de
nodige vragen en discussie. Iets daarover
hier en
hier voor de liefhebber, maar op dit moment heb ik even geen belangstelling voor scherpslijperij in deze. Desondanks wil jullie deze mooie video-uitleg over dat
‘emotivisme’ door de erudiete Engelse scholiere
Komilla Chadha niet onthouden.
Wat mij aan deze kwestie vooral intrigeert en waar het mij nu even om te doen is, is dat, los van de implicaties voor de fundering van een ethiek, onze beleving en betekenisverlening behoorlijk doorspekt lijken van wat je zo mooi
boe en/of hoera reacties zou kunnen noemen.
Als toeneigende danwel afwerende drijfveren lijken ze diepgeworteld en ons gedrag in belangrijke mate te sturen zowel op individueel alsook op groepsniveau. Vaak bijna voorspelbaar en met een welhaast dwingend karakter dat bijna doet vermoeden dat het in het verlengde ligt van hoe we als baby op lust- en onlustgevoelens reageerden. Dat wil zeggen dat zoiets op vergelijkbare wijze een bijna automatische en primaire of diepgewortelde reactie wordt.
Het gaat in
‘the hurrah/boo theory’ echter niet meer over darmkrampjes, honger of kou maar over verbale danwel verbaliseerbare uitingen die ons op de een of andere manier dan blijkbaar wel weer darmkrampen kunnen bezorgen, de kou om het hart doen slaan danwel de hartverwarmende aanleiding kunnen vormen tot een vreugdedansje of zoiets.
Tijdens het afgelopen WK bijvoorbeeld, hebben we beide soorten reacties weer in diverse toonaarden mogen horen en aanschouwen.
Zo laten woorden en teksten zich dan in principe dus ook scoren op de reactie die ze teweegbrengen bij een bepaald individu of groep. (
en dat wordt dan dus ook gedaan) Snelle reclamejongens en marketingmeiden weten daar natuurlijk wel meer van.
Dan gaat het dus over wat woorden zoal in de de onderbuik kunnen bewerkstelligen of ten goede danwel ten kwade. Aan een boektitel refererend zou je van
‘De betovering van de taal’ kunnen spreken of anders wel over
‘de dwingelandij van de taal’.
Die appreciatie danwel depreciatie van nominale verwijzers zien we overal zowel op groepsniveau als op individueel niveau en die twee zijn natuurlijk niet los van elkaar te denken.
Ten aanzien van dit fenomeen op individueel vlak zijdelings even een vraagje aan de psychiater:
Mogen we het terug associeren naar zo’n eerste sterke reactie en dat weer in de context van destijds kunnen plaatsen wellicht als de basis en het grondidee van Freud’s psychoanalyse beschouwen?
Maar hoeveel wijzer worden we dan per slot van rekening van het hele scala van boe en hoera reacties dat we plegen te vertonen?