Tuesday, February 1, 2011

Beheersmodus versus ontwikkelingsmodus

Ruim een jaar geleden mijmerde ik eens wat over de soms zo moeizame verhouding tussen de theorie en praktijk in: Er is niets zo praktisch als .....
Daarin maakte ik gewag van wat ik maar even mijn praktisch-theoretisch werkmodelletje wil noemen nl. dat van beheersmodus versus ontwikkelingsmodus. De gedachte daarbij is je bewust te zijn of te worden in welke modus je functioneert en daar waar mogelijk de beheersmodus te verlaten en over te stappen op de ontwikkelingsmodus. Nadat recent een klaarblijkelijk vastgelopen situatie kort maar hevig in het nieuws kwam wil toch nog eens trachten wat nader uit de doeken te doen wat ik daar nu mee bedoel.

In het werk van groepsleiding of (ortho)pedagogische begeleiding stuit je regelmatig op situaties die bedreigend zijn of schijnen en derhalve om een vorm van beheersing vragen. Iedereen in dit werk zal vast de nodige voorbeelden hebben gezien van agressie naar personen, materiaal en van automutilatie in geval de agressie naar het zelf gericht is. Deze situaties laten meestal een diepe indruk achter en we willen gewoonlijk niets liever dan herhaling tot elke prijs vermijden. Als we echter al te zeer op het voorkomen en vemijden gespitst raken en dat voor een belangrijk deel onze aandacht en gerichtheid gaat bepalen zitten we dus duidelijk in de beheersmodus.
We proberen gevaarlijke, bedreigende en uit de handlopende situaties te beheersen en dat is soms maar goed en hard nodig ook. Een eigenaardigheidje van ons mensen is evenwel, dat moet toch gezegd, dat we nogal gewoontedieren zijn en het gevaar is meer dan alleen maar denkbeeldig dat deze beheersmodus, vaak ingefluisterd door vrees en ervaring, de gangbare bedrijfsmodus wordt of gewoonte dreigt te worden.



Maar het zijn niet uitsluitend dergelijke heftige situaties die in ons de drang tot beheersing en controle aanwakkeren. Het zit ons toch allemaal een beetje in het bloed. (zie eens wat politici en managers zoal doen; waar ze eer mee in trachten te leggen en applaus en vette beloningen voor vragen)
Het is natuurlijk ook niet per definitie verkeerd om invloed te willen uitoefenen en de dingen een bepaalde kant uit te willen sturen; het tegenovergestelde zou zijn alles maar te laten waaien en laten gebeuren en dat lijkt me ook niet een houding waar we veel waardering voor op zullen kunnen brengen of die we zouden willen stimuleren.
Zo is het vrij normaal in en eigen aan de praktijk van pedagogische begeleiding dat je een kind, pupil of cliënt een bepaalde richting in probeert te sturen en het is al even normaal dat dat niet altijd zomaar een-twee-drie lukt, dat weleens met wat strubbeling gepaard gaat en niet altijd direct vrolijke gezichten zal opleveren.

Vrij gemakkelijk voelen we ons in dit werk nog wel eens persoonlijk geraakt of aangevallen en dan dreigt het al snel hart tegen hart danwel hard tegen hard te gaan. Daar waar het wat heftiger confrontaties betreft en daar waar eisen en verlangens van de machtiger partij stuiten op schijnbare onwil danwel onmacht van de andere partij en waar drang en dwang stuiten op hindermacht, protest en/of agressie is het zinnig en geboden om te bedenken dat degeen waarvan verlangd wordt dat die zich naar onze wensen schikt dat nu net weleens niet zou kunnen omdat hij/zij dat op een veel basaler niveau, dan wij wellicht kunnen bevroeden, het zelf als onoverkomelijk controleverlies kan voelen.

Hoe is de ene modus of wijs dan van de andere te onderscheiden?
Wel vooral intuïtief en door zelfonderzoek, maar dat is wellicht wat te vaag.

Wanneer je als begeleider soms of vaak bezig bent met: sturen, controleren, gebieden, verbieden, dwang en drang toepassen, met beloningen zwaaien en strooien om bepaald gedrag te stimuleren, dreigen met of toepassen van sancties, beperken en inperken van vrijheden en het beperken of afkappen van de onderlinge communicatie, dat alles soms op subtiele wijze en veelal met de bedoeling om gevreesde en ongewenste situaties te voorkomen dan zit je dus klip en klaar in de beheersmodus!

Beheersen en dus de beheersmodus kunnen behulpzaam of soms bittere noodzaak zijn voor de goede orde en om een leefbare en werkbare situatie te creëren. Dus als middel en niet als doel! Het aan doelen werken valt in mijn woordenboekie onder de ontwikkelingsmodus. Het is dan ook geboden de doelen niet uit het oog te verliezen en waar mogelijk de ontwikkelingsmodus de ruimte te geven. Een gevaar of valkuil in ons werk is dat de beheersmodus gewoonte en cultuur kan worden.
Een beheerscultuur verraadt zich voor de goede verstaander in gedrag, pedagogische intentie, sfeer alsmede in de taal die begeleiders en gedragsdeskundigen bezigen, zowel in het algemeen als onderling en in rapportages.



De ontwikkelingsmodus, het spreekt voor zich, kenmerkt zich dan meer door het aan iets werken of naar iets toe werken en dan niet noodzakelijkerwijs of uitsluitend aan cognitieve of sociaal-emotionele ontwikkelingsdoelen op langere termijn alhoewel het altijd mooi is als het daar een vanzelfsprekend onderdeel van zou kunnen heten; maar vooral ook aan het samen dingen doen, door het werken aan een persoonlijke band (zoals bv. in Gentle teaching), een goede sfeer en wat spontane ontspanning door (samen) iets te doen, te maken of teweeg te brengen.

Het gaat hier dus niet om bekende theoretisch gevalideerde of meetbare constructen. Het is meer een karakterisering van iets dat je wel bij jezelf kunt waarnemen en waar je jezelf en elkaar op kunt bevragen. De simpele vraag is wat beweegt jou in je handelen en wat wil en denk je te bereiken met die manier van handelen. In geval van een overwegende beheerscultuur zal die gerichtheid overigens vaak al aan de sfeer te proeven, aan de taal te horen en aan de omgang met elkaar af te lezen zijn.

Ik hoorde Piet de Ruyter ooit eens verkondigen dat de mens in termen van diepere drijfveren en levensgevoel drie basale wijzen van zijn kent die wat door elkaar kunnen lopen maar waarvan er meestal één in min of meerdere mate duidelijk de overhand heeft. Die drie zijnswijzen zijn dan overleven, exploreren en beroepen worden.
De beheersmodus vertoont dan een sterke overeenkomst met de toestand van het overleven. Het wordt enerzijds vaak door de zijnswijze van overleven ingegeven en gevoed en aan de andere kant versterkt en verbreidt het zich en neigt ertoe anderen ook in die toestand te brengen. De ontwikkelingsmodus vertoont dan vooral een vergelijkbare overeenkomst met de zijnswijze die de Ruyter aanduidde als exploreren en zal vaker samenhangen met het beroepen worden.

Het is een onderscheid dat, voorzover mij bekend, nergens als zodanig in de theorieboeken vermeld wordt. Maar tevens een onderscheid waar alle werkers in de zorg zich, dunkt me, wel degelijk bewust van dienen te zijn. Ik veronderstel overigens dat we ons veelal ook wel bewust zijn van allerlei elementen uit bovenstaand verhaal en doorgaans hanteren we in die zin ook diverse bewuste en onbewuste normen en waarden gestoeld op de algemeen gangbare moraal en onze persoonlijke reflectie daarop. Opvoedings- of begeleidingsstijl en attitude luiden dan de gangbare termen daarvoor.
Ook (of juist?) in het werk in de zorg liggen bedrijfsblindheid en beroepsdeformatie nu eenmaal immer op de loer en blijft het nuttig onszelf en elkaar vragen van deze aard te blijven stellen.



Deze bespiegeling is uiteraard vooreerst en vooral aan mijn collega's in de zorg gericht. En dan wel de collega's op de werkvloer. Ik ben dan ook voornal nieuwsgierig naar reacties en op- en aanmerkingen vanuit die hoek.

Dick

No comments:

Post a Comment