Monday, August 30, 2010

Ode aan Anton (de grote sportman) Geesink (1934-2010)

Sport is hot en sport is in. Sporters genieten aanzien en faam. Sport is big business en the lucky and the clever ones kunnen er behoorlijk mee binnenlopen.
Nu heb ik niets met sport omdat ik het zelden leuk vind om lang naar te kijken en wat ik er dan van zie, vind ik vaak maar weinig sportief.

Daarbij vind ik ook nog eens het geleuter van sportcommentatoren veelal niet om aan te horen.
Terwijl ik wel weer kan genieten van het gepassioneerde commentaar van iemand als Bart Veldkamp. Zo vond ik het op enig moment ook weleens leuk om de inzet en de energie van mensen als bijvoorbeeld Gianni Romme of Annie Friesinger te zien en te bewonderen. Maar bij het gros van de sporthelden heb ik dat toch echt niet. Zo hoor ik wel eens namen van voetballers voobij komen en heb geen idee over wie het gaat. Ik heb dan ook absoluut geen verstand van voetbal en zie de ophef over dat spelletje ook meestal als een vorm van verdwazing.

Ik ben dus niet bepaald degene van wie je een lofzang op een sport of sporter zou verwachten.
Maar dan hier toch even een uitzondering gemaakt voor onze Anton Geesink.



In 1964 verbaasde hij de wereld door de Japanse hegemonie in de judosport te doorbreken, koppen de meeste berichten. Maar in 1961 was hij al wereldkampioen. Dat was zo de tijd dat ik ook nog een jaartje in het plaatselijke buurthuis De Zandkraai aan judo deed.

Hoewel verschillende koppen en berichten bijna suggereren dat de grote Geesink het Japanse volk met het behalen van zijn titels een vernederde klap toegebracht zou hebben was de verhouding tussen Hesing-San en de japanners er evenwel één van wederzijds respect. Iets dat zeker niet altijd gezegd kan worden van Geesink's latere verwikkelingen met de bobo's en de bureaucraten uit de wereld van de sport, door wie hij zich wel meer dan eens vernederd en aan de kant gezet voelde.
In die 60er-jaren gold hij voor veel Nederlanders als de sportheld en het boegbeeld van de Nederlandse sport.



In de 70er-jaren werkte ik op Hoogovens, IJmuiden en hoorde daar een voorman eens vertellen over Anton. De man kwam uit Utrecht en had daar ooit in de bouw gewerkt. Hij had Anton daar gekend als opper, iemand die tassen stenen en zakken cement loopt te sjouwen. Hij vertelde over Anton als een goedmoedige dommekracht van wiens welwillendheid en spierkracht de andere bouwvakkers dankbaar gebruik wisten te maken. Die vermeende intellectuele zwakheid zou hem nog lang als een opgeplakte schaduw achtervolgen.

In de 80er-jaren volgde ik in het kader van een pedagogiek-opleiding eens een training gesprekstechnieken aan de psychologische faculteit van de VU. Deze bijeenkomsten werden telkens ingeleid met een video-instructie. Onze gids en gastheer op deze video's bleek tot ons aller verbazing niemand minder dan Anton Geesink te zijn (naast ook Marijke Höweler), die dat heel verdienstelijk deed.

Wat valt er nog meer over Geesink (in Wijk C ook wel de lange genoemd) te vertellen? We kunnen het allemaal lezen in de vele artikelen die het afgelopen weekeinde ter nagedachtenis van deze grote sportman verschenen. Van zijn moeilijk te overschatten betekenis voor de ontwikkeling van de judosport tot het eindeloze gesteggel en vele aanvaringen met de bonzen en de bestuurders van het chique. Naar verluidt voelde hij zich vaak een roepende in de woestijn. Afgelopen vrijdag overleed hij.

Maar mij leek hij behalve lang, zwaar en onverzettelijk toch altijd vooral groot in de zin van groots en grootmoedig te zijn. Iemand die niet gewoon zomaar fysiek sterk was maar daarbij ook over een uitzonderlijke geestkracht beschikte en die kwaliteiten moeizaam bevochten leek te hebben. Zeker niet zo gelikt en eloquent als de meeste bestuurders, maar iemand met een heldere en doorwrochte visie en het hart op de juiste plek. Een bijzonder mens van het soort waar we er meer van zouden willen hebben en niet alleen in de wereld van de sport.

Ja, ik sta er zelf ook een beetje van te kijken maar dan blijk ik toch zowaar ook een sportheld te hebben en wat voor een.


Tekening: Kees Wennekendonk

.

Saturday, August 28, 2010

Opvoeden een onzekere bezigheid (?)

Het was onlangs weer eens komkommertijd in medialand en dan is een onderwerp als opvoeding, bij een geschikte aanleiding, altijd wel aardige opvulling voor lege kolommen of radiostilte. De meeste mensen voeden wel kinderen op en degenen die dat niet doen zijn toch ooit zelf eens opgevoed; dus we vinden er allemaal wel iets van. Het is het soort onderwerp dat altijd wel op belangstelling en reacties kan rekenen.

De aanleiding was afgelopen week een jaarlijkse enquete van het tijdschrift J/M, dat ons gepresenteerd wordt als een groot onderzoek. Ik las het artikeltje in de Volkskrant, maar het ziet er naar uit dat alle media hier ruim aandacht aan besteed hebben. Zo gaat dat in een mediacratie buzz... buzz... buzz..., veel reacties en volgende week zijn we het waarschijnlijk allemaal weer vergeten. En ook Bloggers reageren erop en soms bijzonder zinnig. Dus zal ik ook mijn duit maar weer eens in het zakje doen.

De algemene strekking van het verhaal zal een ieder inmiddels dus wel bereikt hebben. Opvoeden lijkt een stressvolle onderneming geworden. We hebben het al zo druk met van alles en we willen het allemaal zo perfect doen dat we ook of juist in de opvoeding al gauw door onzekerheid en faalangst getroffen in de opvoedkramp schieten. Men spreekt dan ook wel van hyperouders.
De zorgen waar in het grote onderzoek naar gevraagd werd scoorde ook allemaal wel erg hoog en op zijn minst boven de 50%. Geen wonder dat je al boektitels kunt vinden als: Eerste hulp bij opvoedstress.



Gelukkig werd in de Volkskrant ook het commentaar gevraagd van pedagoog Mischa de Winter die het een en ander poogde te relativeren en te nuanceren.
Bij een actualiteitenprogramma op de TV hoorde ik Linda Bijl van de Opvoedpoli nog zeggen dat als er ouders mochten zijn die inzake de opvoeding nooit twijfels kennen over hoe te handelen en zich nooit zorgen maken of zich afvragen of ze iets wel goed gedaan of wel helemaal handig aangepakt hebben, zij zich eerder zorgen zou maken over die ouders en hen wel eens graag op de genoemde poli zou willen zien en spreken.

Nu ben ik geen ouder of natuurlijke opvoeder en kan ik er derhalve niet vanuit dat perspectief over deze materie meepraten. Maar in en door mijn werk heb wel weer met allerlei kwesties van opvoedkundige aard van doen. Over dat vak van mij schrijf ik ondermeer op dit blog en nu meen ik toevallig een zeer opvallende overeenkomst te ontwaren tussen zogenoemde natuurlijke opvoeders en zogenaamde professionele begeleiders, juist waar het die drukbesproken twijfel of onzekerheidsfactor betreft.

In mijn werk kun je nog zo je best doen, maar het nooit gegarandeerd goed doen. Als je dit werk namelijk goed, betrokken en naar behoren doet, maak je onvermijdelijk foutjes of vergissingen waarvan je later denkt, had ik dat nou toch niet beter ietsje of heel anders kunnen doen. Dat lijkt me ook helemaal geen punt zolang dat niet tot ongelukken of misstanden leidt en zolang je maar bereid bent om die foutjes onder ogen te zien en ervan te leren.



Ik zou denken dat de wederzijdse her- en erkenning tussen ouders en professionele zorgdragers juist op dit punt bij uitstek duidelijk en helder zou kunnen en moeten zijn.

Nu zijn er vast en zeker ook wel collega's die denken dat ze het wel altijd goed doen omdat ze zo mooi, braaf en onvermurwbaar strak volgens de regels, de afspraken en de procedures werken. Maar die lijken dan wel sterk op de ouders waar mevrouw Bijl van de Opvoedpoli zich zorgen over maakt en volgens mij geven zij er geen of bitter weinig blijk van iets van de essentie van dit werk te vatten.

Het vraagt toch niet al te ingewikkeld denkwerk om te beseffen dat mensen geen machines of robots zijn en zich niet zo maar laten dirigeren of programmeren, terwijl de meeste mensen zich toch echt graag en met genoegen laten leiden of sturen als iemand maar de juiste snaren wil en weet te raken. Als opvoeding, zoals veel theoretici onder de pedagogen wel beweren, eigenlijk de uitkomst is van een dialoog die, in wat ook wel de pedagogische relatie heet, wordt gevoerd, kunnen de uitkomsten en de antwoorden van dat gesprek natuurlijk niet toevallig al geheel naar onze wens kant en klaar liggen.
En bovendien het leven is nu eenmaal vol risico. En van leven gaan we allemaal een keer dood. En dan kunnen we hooguit proberen het tot die tijd zo zinvol mogelijk te maken voor onszelf en voor volgende generaties. Dat lijkt mij de ultieme zin van zorg en opvoeding.

Friday, August 27, 2010

Wie, zei u ....., heeft er altijd gelijk?

Sinds men in onze vaderlandse politieke kringen erg druk is met een lastige en ingewikkelde formatie hoor ik in ieder geval die afgrijselijke oneliner of domzin niet meer die voor de verkiezingen leek uit te groeien tot een veel gebruikt en nauwelijks uit te roeien politiek stopwoord en commentaar:
De kiezer heeft altijd gelijk!

Dat klinkt misschien even leuk als een spitvondige opmerking, maar na een keer of drie wordt zo'n uitspraak toch wel eens rijp voor de oncyclopedia. Maar blijkbaar niet voor onze politici en politieke commentatoren, die bleven het maar te hooi en te gras roepen. O wee het land waar politici dergelijke onzin ongestraft en onuitgedaagd kunnen blijven spuien.

Wat een baarlijke nonsense, wat een quatsch en een lariekoek!
In een democratie is het weliswaar in principe zo dat de kiezer beslist (hoewel daar je daar in concreto ook nog wel de nodige vraagtekens bij kunt zetten), maar dat die kiezer beslist wil toch nog niet zeggen dat hij altijd of überhaupt ook maar gelijk zou hebben.
Dan zouden wij hier in ons deel van de wereld toch inmiddels in het paradijs moeten leven.



Socrates besefte het maar al te goed als je excellentie nastreeft moet je natuurlijk niet de (ge)middel(de) maat aan het roer zetten en was op die grond geen voorstander van de democratie.

Ben Spiecker schreef ooit ergens de mooie en rake zin: een heel volk kan dwalen.
Daarmee doelde hij uiteraard op de heldere en evidente waarheid dat Hitler weliswaar ooit langs democratische weg aan de macht kwam maar dat dat feit geen enkele, maar dan ook geen enkele morele legitimatie kan verlenen aan de wandaden die dat nazi-regime daarna beging.

Democratie is blijkbaar niet het allerhoogste goed en zeker geen garantie dat in een democratisch bestel alles goed of beter gaat. Kijk maar eens goed om je heen.
Bovendien lijkt de invloed van de huidige media- en mediocratie, door de bank genomen, heel wat bepalender en richtingevender voor ons doen en denken dan de uitvoering van het democratisch proces.

Sunday, August 22, 2010

Die wetenschap(?) die orthopedagogiek heet

In het vorige stukje heb ik me de vrijheid veroorloofd om onder de vlag van de orthopedagogiek wat losjes en geheel naar eigen believen een aantal thema's aan te stippen die, naar mijn mening, zowel voor de theorie als in de praktijk van mijn vak van groot belang zijn.

De orthopedagogiek is een relatief jonge wetenschappelijke discipline.
Ter gelegenheid van het 65-jarig bestaan van het 'Tijdschrift voor Orthopedagogiek' kwam in 1986 een boekje uit onder de titel: 'Van gister over morgen' als een overzichtstudie van het vakgebied. Daarin beschrijft Herman Baartman in het, zeer aan te bevelen, artikel: 'De orthopedagogiek en haar geboorterecht' de ontwikkeling van de theoretische orthopedagogiek van pakweg na de oorlog tot halverwege de jaren 80 van de vorige eeuw. Het is het meest beknopte en tegelijkertijd het meest omvattende verhaal, mij bekend, over de geschiedenis van deze discipline in ons land. De drift, de toon en de behandeling van de aangeroerde kwesties en thema's zijn van dien aard dat het zijn actualiteit m.i. nog niet verloren heeft en ook nu zeer lezenswaardig blijft.

Het zou mij heel aardig lijken om naast en parallel aan de ontwikkeling van de theorie zoals Baartman die beschrijft, eens de verhalen te lezen of te horen van de mensen die in de praktijk werkzaam waren en hoe die individueel en als groep hun plek veroverd hebben.
Uit schaarse overlevering heb ik ooit begrepen dat ondanks het gegeven dat menig geneesheer-directeur het aanvankelijk maar overbodig vond om naast de arts, psychiater en die andere goog nog zo'n nieuwlichter een stem in het kapittel te geven, de opmars van de orthopedagoog op een bepaald moment toch een duidelijk succes bleek. Dit zou verklaard worden uit het feit dat die orthopedagoog allerlei losse gegevens in samenhang nam en keek naar de uitwerking van het totaal in de leefsituatie en het dagelijks leven.
Dat komt mij als uitermate voorstelbaar en plausibel voor. Zoiets als een daadwerkelijk effectieve inter- of multidisciplinaire aanpak. Maar waar blijven de concrete verhalen daarover?; want die generatie is aan het afzwaaien of al lang en breed met pensioen.



Een ieder die uit nieuwsgierigheid en belangstelling de behoefte voelt zich eens wat diepgravender met de theoretische kant van pedagogiek en haar kindje de orthopedagogiek bezig te houden zal ongetwijfeld de weg weten te vinden naar de inleidingen in en de literatuur over de 'theoretische (ortho)pedagogiek'.
Daaronder zul je dan wat vrij technisch aandoende werkjes vinden, zoals misschien het genoemde boek van Kok, maar ook veel, voor niet of minder ingewijden, uiterst leesbaar werk, zoals dat van ter Horst dat veelal begint met en doorborduurt op wat wijsgerig antropologische gezichtspunten en verkenningen.

Anderen waaronder veel van mijn collega's op de werkvloer zullen, schat ik zo in, de theorie bij voorkeur vanuit een wat meer praktisch georiënteerde invalshoek willen benaderen. Hen kan ik het Blog van Henk50 aanbevelen waar Henk bij tijd en wijle doch met gestage regelmaat (en als hij niet op de fiets zit) onder de kopjes opvoeding of psychologie allerlei theorie-praktijk aspecten van het 'orthopedagogisch begeleiden' nader onder de loep neemt.

Elders gaf ik al blijk van mijn enthousiaste instemming met de uitspraak van Kurt Lewin: Er is niets zo praktisch als een goede theorie.
Dat geldt zeker voor dit werk waar theorie en praktijk echt niet buiten elkaar kunnen om van enige kwaliteit te kunnen spreken.

Als het om of over het verwerven van kennis gaat zal ik niet gauw vragen: wat heb je daaraan? Of wat kun je daarmee?; omdat ik leergierigheid en kennis belangrijke waarden op zich vind. Ik acht, wat wel heet, fundamentele kennis, fundamenteel onderzoek of kennis omwille van kennis een belangrijk menselijk goed.
Daarbij ben ik het ook volledig eens met die theoretici die benadrukken dat, zoals ik het Ben Spiecker ooit hoorde verwoorden, de theorievorming in de pedagogiek er ten alle tijden op gericht dient te zijn om zich dienstbaar te maken aan de praktijk.

Dan voor toekomstige studenten en beroepzoekers nog even twee links naar youtube-filmpjes om de studie 'pedagogiek' aan de HAN en de VU aan te bevelen.
.

Thursday, August 19, 2010

Een vakwetenschap apart

Her en der gaf ik al aan dat de orthopedagogiek de wetenschappelijke discipline is die mijn werk ondersteunt, informeert en als object van onderzoek heeft.

In verschillende landen om ons heen heeft deze discipline een nogal verschillende wetenschappelijke status en gaat ze onder verschillende benamingen. De term 'orthopedagogiek' is dan zo'n beetje het nederlandse synoniem van de duitse 'heilpädagogiek' (inmiddels veelal 'sonderpädagogiek' genoemd); aan de VU pefereerde men de naam 'speciale pedagogiek'.

In ons land gelden J.F.W. Kok en W. ter Horst als twee belangrijke en invloedrijke voormannen en smaakmakers inzake de orthopedagogische theorievorming.

Kok is de auteur van het boek 'Specifiek opvoeden' en introduceerde de termen 'vraagstellingstypen en behandelingtypen'; ter Horst is de auteur van 'Het herstel van het gewone leven' en poneerde de term 'problematische opvoedingssituatie' (in jargon ook wel POS).



Laten we deze titels en termen eens wat nader beschouwen.

Nu geeft de titel 'specifiek opvoeden' al aan dat er blijkbaar iets 'bijzonders' aan de hand is. Een in divere toonaarden bezongen typering van het orthopedagogisch handelen luidt dan ook dat de gewone, intuitieve, vanzelfsprekende manier van opvoeden om een of andere reden niet voldoet of vastloopt. En dan moet die impliciete, vanzelfsprekende en intuitieve manier van doen blijkbaar geëxpliciteerd worden en moet er bewust gehandeld gaan worden om onbegrepen kwesties en knelpunten zichtbaar en hanteerbaar te maken.

De notie van 'vraagstellingstypen' en de daarop aansluitende 'behandelingstypen' zijn een uitwerking van het begrip 'structuur' en/of 'structurering van de leefomgeving' of 'opvoedingsklimaat' om daar vervolgens een meer specifieke en individuele inkleuring aan te kunnen geven.
Kortom: een bepaald type kinderen of cliënten vraagt om een bepaald type benadering (/bejegening) en daarnaast om een persoonlijke benadering. Het is aan ons om een antwoord te formuleren op wat wel de 'hulpvraag van de cliënt' genoemd wordt.

De titel 'het herstel van het gewone leven' lijkt me ook veelzeggend en bijna voor zichzelf spreken. In dit boek spreekt ter Horst ondermeer van een opvoeding die stagneert en vastloopt. Nu hoeven bepaald niet alle situaties die om een orthopedagogische benadering vragen dermate drastisch of uitzichtloos te zijn; de intentie om waar en wanneer dat kan zoveel mogelijk 'het gewone leven' na te streven lijkt een zinnige en breedgedragen doelstelling in ons werk.

De term 'problematische opvoedingssituatie' wordt door veel theoritici ook breed omarmd als de meest adequate omschrijving van het object van onderzoek van de orthopedagogiek.
Hiermee wordt een eenzijdige aandacht en gerichtheid op de beperking/handicap van kind/cliënt vermeden en wordt in bredere zin onze bemoeienis met, omgang met en reactie op de cliënt met diens specifieke beperking, achtergrond en omgeving meegenomen in het verhaal. De aandacht wordt verlegd naar de interactie tussen het individu en de omgeving. In dit werk zul je ook bereid moeten zijn je eigen gedrag en reacties mee te wegen en onder de loep te nemen.

Als we daarbij ook nog eens opmerken dat in de theoretische verhandelingen en verantwoording van deze discipline de orthopedagogiek nadrukkelijk als een handelings- of praktijkwetenschap aangemerkt wordt waarin de verwevenheid met de praktijk steeds een centrale rol speelt, dan hebben we meteen even in een notedop even een aantal belangrijke thema's en onderwerpen uit de orthopedagogiek en eigen aan dit vak van begeleider aangestipt.

En bovengenoemde thema's laten zich, naar mijn smaak, zowel in de theorie als in de praktijk van alle dag niet omzeilen of voor langere tijd onder het tapijt vegen.

vervolg >>

Friday, August 13, 2010

Jarig

Het is vandaag vrijdag de dertiende en nu ben ik toch zomaar opeens 60 geworden!



Ojee, als dat maar goed gaat!

.

Tuesday, August 10, 2010

Een reddende engel?

Voordat Ger met zijn vele vragen acte-de-presence gaf, waarvan akte in het vorige stukje, was er in die episode al een aardige stoet aan inval- en uitzendkrachten voorbijgekomen. Ik had in die tijd weleens het gevoel dat ik als eerstejaars-leerling samen met een vers-gediplomeerde, agogisch geschoolde collega de tentstokken overeind en de tent draaiende liep te houden. Wij vroegen dan ook herhaaldelijk om stevige en vooral ervaren (inval-) krachten. Ik voelde als groentje en als leerling ook zeker de behoefte aan collega's die mij eens iets diets wilden maken en mij een beetje de weg konden wijzen en waar ik iets van zou kunnen leren.

En op een zeker moment leek de redding nabij. Er zou een kei van een verpleegkundige komen via het uitzendbureau; iemand met A + B diploma en bovendien ervaring in een ver buitenland in de ontwikkelingshulp. Eindelijk iemand waar we op konden bouwen en waar we iets van zouden kunnen leren. Ik had haar zelf de eerste twee diensten ingewerkt en had daar extra veel werk van gemaakt omdat zo zorgvuldig en zo volledig mogelijk te doen als investering in de nabije toekomst. Daarna ging ik met vrije dagen en toen ik na een dag of wat weer begon hoorde ik tot mijn verbijstering dat ze net de dag daarvoor haar biezen had gepakt omdat de spanning haar teveel was. Dag, exit super-verpleegkundige dus.



Na een aantal weken herhaalde zich nagenoeg eenzelfde scenario. Er stond weer een kanjer van een verpleegkundige op de rol; wederom met A + B diploma op zak en met ruime ervaring op de crisisopvang. De verwachtingen waren wederom hoog gespannen en hoopvol en wederom besteedden we extra aandacht en energie aan het inwerken van deze kracht. Ik weet niet meer of ze het een dag langer of een dag korter uithield dan haar voorgangster, maar ook deze veelbelovende kracht liet het na een aantal dagen afweten omdat de spanning teveel bleek.

Het heeft mij destijds in hoge mate verbaasd en lange tijd geïntrigeerd dat deze ervaren en goed opgeleide lieden het niet op ons groepje konden bolwerken. En deze keien in het vak lieten ons zomaar achter op een bijna zinkend schip. Hoe was zoiets nu toch mogelijk?



Meer dan een jaar later kwam daar iets van een antwoord op en hoor ik eens van een B-verpleegkundige die het hier wel wist te bolwerken dat het hem niets verbaasde. Want, zo vertelde hij, in de B (psychiatrie) zien wij dit soort spanningen, escalaties en uitbarstingen van geweld gewoonlijk aankomen en passen ons werk en onze werkwijze daar op aan. Zo'n spanningsopbouw kan dan wel dagen duren alvorens het tot een, al of niet uitgelokte of geforceerde, uitbarsting of ontlading komt. Er wordt daartoe ook extra personeel ingezet en allerlei veiligheidsmaatregelen getroffen. Als het echt gevaarlijk en nodig is kan een patiënt wel door twee of drie mensen benaderd worden terwijl er nog eens drie achter de deur staan om indien nodig bij te springen.
Ja bij dergelijke verhalen stond ik wel even met mijn ogen te knipperen en met mijn oren te klapperen. Het klonk mij allemaal een beetje als een filmscenario in de oren.
Bij ons ging zoiets inderdaad effies anders; wij stonden gewoonlijk alleen op een groep en soms op twee groepen; en er vlogen wel eens koffiekannen of tv-toestellen door de ruimte zonder dat er sprake was van een zichtbare spanningsopbouw of dat je het anderszins aan had zien komen. Zo maar uit het niets en dat is dan even schrikken.

Het is wellicht overbodig te vermelden dat ik van deze twee aangekondigde super-verpleegkundigen, die meer uitval- dan invalkrachten bleken, dus echt helemaal noppes heb kunnen leren.
Want zoals Bredero reeds wist te vertellen: het kan verkeren! Nee, geef mij dan maar iemand als Ger, die enige tijd later op hetzelfde toneel verscheen; maar over hem had ik al verteld.

.

Sunday, August 8, 2010

Lastige vragen?

Ik loop nu bijna zo'n dertig jaar mee in dit vak en in dit werk. In dit vak en zeker in de loop van dertig jaar kom je heel wat collega's tegen, teveel om te kunnen tellen. Van veel van die collega's leer je wel eens iets. Soms van hun zienswijze en wijze woorden en soms door gewoon te zien wat ze doen en hoe ze dat doen. Van een klein aantal heb ik veel geleerd en van een groter aantal helemaal niets. Het is wat dat betreft net het echte leven.

Negenentwintig jaar geleden werkte ik als leerling Z-verpleegkundige op een opstartende groep. Door frequente uitingen van agressie en daarmee gepaard gaande spanningen en kneuzingen hadden we nogal eens met ziek of overspannen personeel van doen. Dus moest er met enige regelmaat een beroep gedaan worden op uitzendkrachten. En de enige van die uitzendkrachten die ik mij nog van naam herinner heette Ger.
Ger viel op door zijn altijd rustige en soms wat laconieke instelling en uitstraling, zijn limburgs accent en de dikke schapenwollen vesten die hij droeg. Zijn lange en dikke haardos deed trouwens ook wel wat aan een schapenvachtje denken. Ger was, evenals ikzelf trouwens, wat je noemt een geitenwollensokkenfiguur. Daar hoef je vandaag de dag niet meer mee aan te komen maar dat kon toendertijd in bepaalde kringen altijd wel op enig respect en waardering rekenen.



Zoals te bedenken hadden we het door de aard van de problemen en met het inwerken van invalkrachten erg druk en was het nogal eens onrustig in zo'n periode. Ger leek echter de rust zelve en onverstoorbaar onder alle omstandigheden. Hij had echter altijd meer vragen dan de meeste van ons lief was in die omstandigheden. Waarom doe je dat en waarom doe je dat zo? Waarom doe je dit de ene keer zo en de andere keer zo? Hebben jullie hier of daar een bedoeling mee, zit daar een gedachte achter of ....? Waarom doe je dat zus en niet zo? Heb je wel eens bedacht dat.........?
Je kon het zo gek niet bedenken aan mogelijke beweegredenen en handelswijzen of Ger had je er al eens naar gevraagd of stond toevallig op het punt om dat te doen. Hij kon je 'de oren van de kop vragen' en deed dat ook meer dan eens.

Je hoort weleens zeggen dat er geen domme vragen bestaan, maar wellicht wel domme antwoorden en dat had heel goed de lijfspreuk van Ger kunnen zijn, die overigens vooral zinnige vragen stelde.


Bij elkaar heb ik welbeschouwd helemaal niet zo vaak samen gewerkt met Ger, hooguit een dag of wat.
Maar als je me nu vraagt van wie ik in de afgelopen dertig jaar het meeste geleerd heb aangaande mijn werk of mijn vak dan komt Ger zomaar in de topvijf te staan! Dat dan in wel zeer flagrante tegenstelling met deze engelen.

Over dat vak

Binnenkort ben ik al weer dertig jaar werkzaam in wat toendertijd de zwakzinnigenzorg heette.
Toendertijd was toen ik aangenomen werd door de sollicitatiecommissie van een nieuw te starten residentiële instelling. Dat sollicitatiegesprek werd gevoerd in een bouwkeet en ik weet nog goed (met naam en toenaam) tegenover welke drie mensen ik bij die gelegenheid plaats mocht nemen. Ik herinner me ook dat mij een toen als wat schokkend ervaren foto uit de Panorama werd getoond en mijn reactie daarop gevraagd werd. Verder werd mij nog te kennen gegeven dat dit niet zomaar elke willekeurige baan was; dat wij hier met mensen werken die veelal kwetsbaar en weerloos en aan ons overgeleverd zijn en dat dat een speciale en extra verantwoordelijkheid met zich meebrengt. En zo begon ik toen in september aan de zogenaamde introductieperiode van de inservice-opleiding Z-verpleegkunde.



Op deze Blogs schrijf ik regelmatig over mijn werk en allerlei zaken die daar mogelijk verband mee houden. Op Dima's place gaat dat onder de noemer 'dat vak van mij' en op Dima's Blog onder de vlag 'een vak apart'; waarmee ik welhaast lijk te willen zeggen dat dat vak van mij toch echt een vak apart zou zijn.
Dit vak gaat onder vele namen van groepsleider en activiteitenbegeleider tot verpleegkundige en allerlei daartussen. Ik geef zelf de voorkeur aan de benaming 'begeleider' of exacter '(ortho-)pedagogisch begeleider' omdat ik vind dat dat de lading het meest adequaat dekt. De wetenschappelijke discipline orthopedagogiek of ortho-agogiek en de daaruit voortvloeiende manier van kijken, denken en doen is, voor mijn gevoel, de kern en de basis van dit werk waar vanuit we werken en waar steeds weer op terug moeten kunnen vallen.
Over dat vak, hoe dat er volgens mij uitziet, de taakopvatting zoals ik die huldig en meer van dergelijke zaken wil ik de komende tijd zeker nog het een en ander kwijt. Laat ik met het oog op mijn paarlen gejubel maar eens beginnen met wat herinneringen, zoals bv. die aan ene Ger, op te halen.

Wednesday, August 4, 2010

Weer eens wat kunst- en vliegwerk (6)

Dan voor de kunstliefhebbers nog eens wat achterstallig kunst- en vliegwerk zoals enkele jaren geleden door cliënten op mijn werk met veel enthousiasme en elan bij elkaar gekwast:











Klik op afbeelding om die desgewenst te vergroten. (of soms handiger rechts-klik erop om dat in een nieuwe tab of venster te doen)

<< vorige - volgende >>

Tuesday, August 3, 2010

Het (kromme) pillenverhaal

Vorig jaar volgde ik eens een bijscholingscursus 'psychiatrische ziektebeelden' op mijn werk. Door die cursus heb ik weer het een en ander geleerd, niet zozeer door wat mij daar verteld werd maar vooral door wat men mij daar niet wist te vertellen en dat houdt direct verband met mijn huidige belangstelling voor de ontwikkeling van de DSM en aanverwante kwesties.

In die cursus raakte ik op enig moment verwikkeld in een discussie over de macht en de mogelijkheden van de wetenschap en de farmacie. Het verbaasde en verraste mij enigszins hoeveel collega's er een, naar mijn mening, nogal naïeve kijk op deze materie op na hielden. Zij betoogden nl. dat hele knappe koppen een (ontbrekend) stofje in de hersenen gevonden hadden dat de verklaring voor depressie zou zijn. Nu waren de knappe koppen inmiddels naarstig op zoek naar en bezig met de ontwikkeling van de juiste pil om dit euvel te verhelpen. En voilá, het lijkt slechts een kwestie van tijd te zijn. Even wachten tot ze de goede pil gevonden zullen hebben; een soort asperientje tegen neerslachtigheid en we hoeven nooit meer depressief te zijn.

Welk een rooskleurig perspectief! Chapeau voor de pillendraaier ...... of ....




Mijn argument dat het teveel of te weinig van een stofje in de hersenen (ik neem aan dat men het over serotonine had) niet wil zeggen dat dat de oorzaak van een bepaalde gemoedstoestand hoeft te zijn maar even zo vrolijk het gevolg van die toestand zou kunnen zijn, sloeg bij meeste mensen niet zo erg aan. (er werd toch echt in de krant gesuggereerd dat ....)

Ook mijn stelling dat een lichamelijke ziekte en een mentale kwaal of ontregeling toch niet helemaal hetzelfde zijn of op één lijn kunnen staan kon bepaald niet een ieder overtuigen. Ik zeg dan: je hebt toch vooral hoofd- of maagpijn, je hebt een onsteking of je hebt last van je hart en/of bloedvaten maar je bent neerslachtig, je bent in de war of angstig of wat dan ook. Hoe moeilijk soms ook, je kunt altijd enige afstand nemen van dat fysieke zelf en er naar kijken en toeschouwer zijn. In geval van je mentale toestand wordt dat toch iets moeilijker en van een andere orde want dat gaat veelal over hoe je naar de dingen kijkt en het gaat in die zin over je diepste zelf. (zie ook Szasz en Schaler hierover) Het lijkt erop of men in discussies over dit onderwerp meestal vrij snel belandt bij de vraag of iets al dan niet tussen de oren zit en dan doemen er direct vragen rond schuld en verwijtbaarheid op die dan vervolgens de discussie gaan beheersen. Zo ook in dit geval.

Nu lijkt de volgende analogie bijna gemeengoed: lichamelijk functioneren is zondermeer te vergelijken met mentaal functioneren en dus kunnen we daar op eenzelfde manier naar kijken, mee omgaan en op ingrijpen. De farmaceutische industrie maakt ook slim gebruik van die metafoor in haar sluikreclame. Ik denk dat die vergelijking soms niet helemaal en soms helemaal niet klopt. Maar als we hem toch willen hanteren, laten we het dan goed doen, zou ik denken.

Nu is het zo dat als ik mij niet helemaal lekker voel dat zich in nogal wat uiteenlopende variaties en gradaties pleegt voor te doen. En in ruim 90 van de 100 keer (eerder 99 dan 91) zal dat ws. in de categorie gaat-wel-weer-over-voor-je-een meisje-bent vallen. Denk aan ziek, zwak of misselijk al dan niet veroorzaakt door te zwaar tafelen, te diep in het glaasje kijken, te weinig rust nemen of andere en wat minder makkelijk te vermijden bronnen van verminderde weerstand. Daar verwittig ik de dokter gewoonlijk niet van. Ook bij een flinke griep verwacht ik doorgaans weinig direct praktisch heil van de medici en zoek ik mijn toevlucht liever bij een grog van hete citroen met cognac en misschien nog een sinasprilletje erbij. Als ik mijn hoofd of mijn grote teen weer eens stoot, bij het ophangen van een schilderijtje op mijn duim sla of weer eens uitschiet met de kaasschaaf zal ik, op een uitzonderlijk en ernstig geval na, ook zelden op het spreekuur of de eerste hulp belanden. En mocht ik dan toch eens op de eerste hulp belanden met zeg een verstuikte enkel of een gebroken arm dan zal het herstel in veel gevallen van dien aard niet langs chemische weg (pillen) bewerkstelligd worden maar langs mechanische weg (zetten en steunen middels spalk of tape). Mocht daar wel een pilletje of spuitje aan te pas komen dan is dat uitsluitend met het doel mij geheel of gedeeltelijk te verdoven om mij aldus iets tot uiterst vervelende gewaarwordingen te besparen.



Kunnen alle pillen dan maar de vuilnisbak in? Dat denk ik nu ook weer niet!

Zo slik ik zelf bv. pillen tegen hypercholesterolemie en hoge bloeddruk en uit het feit dat ik die slik mag u opmaken dat dat me ook wel verstandig lijkt. Wetende dat deze pillen niet de oorzaak van mijn kwalen verhelpen of wegnemen en het ook vrij zinloos zou zijn ze te slikken als ik niet tegelijkertijd mijn leefstijl in acht neem door bv. te stoppen met roken, op mijn eten te letten en dat soort zaken. Je hoort dan vaak zeggen dat het een ter ondersteuning dient van het ander; hetgeen impliceert dat alleen een pil niet voldoende of optimaal zal zijn. Soms zal dat overigens wel het geval zijn, afhankelijk van de aard van het euvel en de specifieke werking van het middel.

Verder hoor ik ook nog dingen; dat zijn geen (of zelden) stemmen maar dat is een fluittoon in mijn linkeroor. Tinitus heet zoiets en mijn arts zegt dat daar geen pillen tegen helpen maar sommige pillenverkopers en artsen beweren weer van wel.

Een pilletje tegen de hoofd- of andere pijn of om de koorts even te onderdrukken lijken mij door de bank genomen ook nuttige en handige middeltjes, hoewel ik in het eigen gebruik daarvan nogal terughoudend ben. En ook een vitaminepilletje (slik ik ook regelmatig) lijkt me geen kwaad kunnen, hoewel het misschien wel handig is om te weten waar we eerder tekort van en waar we eerder teveel van binnenkrijgen.
En de effectieve en heilzame werking van antibiotica werd en wordt vaak zondermeer als een zegen ervaren, zij het dat ook die zegen door wat al te kwistig gebruik toch behoorlijk wat problematische en resistente rafelranden begint te vertonen. (Denk aan de MRSA-bacterie, het overvloedig gebruik in de intensieve veehouderij en het vervolgens terechtkomen in milieu en mogelijk drinkwater ervan.)

Kortom in het behandelen van fysieke kwalen en ongemakken is de chemische ingreep middels het pilletje vaak nuttig en soms wellicht onze enige hoop maar zelden straight-and-simple en zonder ongewenste bijwerkingen. Dit ondanks vaak behoorlijk gedetailleerde kennis van de werking van het menselijk lichaam en de rol en de aard van chemische processen daarin; tenminste als je dat vergelijkt met wat we aan 'hard-facts' over de menselijke geest op kunnen hoesten.
Dan denk ik toch dat het zonder veel verder na te denken maar vragen om en vertouwen op een pilletje in geval van ongemakken of problemen van mentale aard niet echt verstandig is. Het is vanuit het motief van gemakzucht (ons allen welbekend) alleszins begrijpelijk en invoelbaar maar je leert er niets van over hoe je in die toestand verzeild bent geraakt, hoe je er zelf uit zou kunnen komen of hoe hem bij een volgende gelegenheid te omzeilen.
Alle haken en ogen en onduidelijkheden die aan de medicamenteuze behandeling van ons fysiek kleven worden hooguit groter en ongrijpbaarder waar het onze geest betreft. Dat zou toch tot enige voorzichtigheid mogen manen.



Als we om te beginnen bij de toepassing van psychofarmaca een zelfde zorgvuldigheid in acht zouden nemen als laten we zeggen gebruikelijk is bij medicatie om ons fysiek weer op de rails te krijgen dan zouden we al een hele stap vooruit maken. Mij dunkt dat dan niet honderdduizenden nederlanders onterecht en overbodig aan de antidepressiva zouden zijn met niet zelden chronische afhankelijkheid en depressiviteit als gevolg.
Natuurlijk speelt de huidige cultuur van consumentisme en de mondigheid en de soms dwingende vraag van de patiënt hier ook een rol in en zijn de pillen in die zin bijna vergelijkbaar met alcohol, cannabis of coke.

Om iedereen die een labeltje in de vorm van een DSM-diagnose heeft (en dat aantal lijkt schrikbarende vormen aan te nemen) als, noem maar eens, ADHD per definitie en om te beginnen maar eens een pilletje voor te schrijven komt mij als dom en belachelijk voor en kan, dunkt me, toch niet evidence-based heten (tenzij je evidence als gewoonte of drijfzand wilt vertalen).

De essentie van dit hele betoog is natuurlijk dat er volgens mij vaak wat al te gemakkelijk naar de pillen gegrepen wordt met de intentie de beleving en het gedrag in een gewenste richting te beïnvloeden. Daarbij meen ik dat het in veel gevallen in feite een verlegenheidsoplossing en een onmachtsstrategie is. In de praktijk zie je doorgaans dat medicatie ingesteld, veranderd of verhoogd wordt wanneer de druk op de begeleiding te groot wordt of dreigt te worden. En in diezelfde praktijk heet het dan veelal dat de medicatie ter ondersteuning dient van een bepaald behandelingsplan maar in evaluaties hoor je dan weer weinig terug over die link maar wel over of de medicijnen al dan niet het gewenste effect hadden.
Als we de, naar mijn smaak toch altijd wat kromme, analogie tussen fysiek en mentaal functioneren toch als metafoor wensen te hanteren (lijkt een beetje op het gladstrijken van vragen m.b.t. het lichaam-geest probleem) dan zou het toch om te beginnen zinnig zijn om in geval van mentaal (dys)functioneren eenzelfde mate van differentiatie en zorgvuldigheid in acht te nemen als bij fysiek (dys)functioneren. Ik heb niet de indruk dat we dat ook altijd doen.
Als ik verkouden ben, mijn teen stoot, hoofdpijn of een fikse griep heb, is dat iets van een geheel andere orde dan toen er hypercholesterolemie (waar ik wel pillen voor slik) en vaatlijden bij mij geconstateerd werd en dat is weer van een andere orde dan wanneer ik ooit met de diagnose kanker geconfronteerd zou worden en dan bv. voor de keus van al dan niet bestralen zou komen te staan, hetgeen zich weer niet laat vergelijken met een gebroken been om maar wat te noemen.

De rol van de farmaceutische industrie blijkt telkenmale uiterst dubieus en weinig transparant. Nu heb ik net ontdekt dat de grote boze en zeer machtige pillendraaier ook wel bekend staat als 'Big Pharma'; en van deze 'grote pillendraaier' wordt beweerd dat hij nogal wat op zijn kerfstok heeft.



Dan nu het goede nieuws:
Er bestaat toch wel degelijk een wonderpil. Placebo (ik zal behagen) wordt dat ding wel genoemd; een pilletje met een niet werkzame stof die toch vaak blijkt te werken! Wil je het nog wonderlijker hebben?



Ik nodig mijn collega's in de zorg weer uit: geef je mening eens of laat jouw licht eens over deze materie schijnen.

<< vorige